'Gods meesterwerk is het menselijk gelaat ; de blik van een vrouw bezit meer charme dan het mooiste landschap of zeezicht en meer aantrekkingskracht dan een zonnestraal'. Dat is één van de 360 aforismen, welke Alfred Stevens in zijn 'Impressions sur la peinture' bij elkaar bracht. Onmiddellijk blijkt hieruit dat voor Stevens de vrouwelijke figuur absolute voorkeur geniet in de kunst. Tussen de jaren 1850 en 1870 is Alfred Stevens de kroniekschrijver bij uitstek geweest van de Parijse demi-mondaines onder het Tweede Keizerrijk, een zeer burgerlijke en welvarende periode, die bruusk afgebroken werd door de Frans-Duitse oorlog en de val van Napoleon III.
Met het succes van een society-figuur beheerste Alfred Stevens bijna twintig jaar lang de mode-genre-schilderkunst in Parijs. De reeks officiële onderscheidingen, die hem tijdens zijn briljante carrière overstelpten, begint in 1855 met zijn opneming als ridder in de Leopoldsorde in België; nog datzelfde jaar ontvangt Napoleon III Stevens in de Tuilerieën en wordt de schilder lid van de zgn. 'Fête impériale'. In 1863 wordt hij ridder in de Légion d'Honneur en in 1866 bevorderd tot officier in de Leopoldsorde. Tijdens de volgende jaren gaat zijn triomftocht verder met prijzen op wereldtentoonstellingen, feestelijkheden te zijner eer en talrijke keizerlijke en koninklijke bestellingen. Niet alleen kende Stevens een loopbaan met veel officiële successen, hij werd ook door illustere tijdgenoten geprezen. De dichter Robert de Montesquiou heette hem 'le sonnettiste de la peinture' en Charles Baudelaire sprak over 'le prodigieux parfum de peinture'. Eugène Delacroix was getuige bij Stevens' schitterend huwelijk in 1858 en Alexandre Dumas junior was regelmatig zijn gast, in een atelier dat meer op een salon geleek.
Behorend tot de generatie van Charles de Groux, François Lamorinière, Jozef Lies en Lieven de Winne, begon Alfred Stevens zijn loopbaan te Brussel, waar hij op 11 mei 1823 geboren werd. Zijn broer was de dierenschilder Jozef Stevens, terwijl de derde zoon Arthur Stevens, kunstcriticus en kunsthandelaar zou worden. De kinderen Stevens groeiden op bij hun grootvader, die in Brussel het bekende 'Café de l'amitié' openhield ; het was een verzamelplaats van litteratoren, kunstenaars en Franse politieke bannelingen. Het vaste gezelschap van dit lokaal gold als de spreekbuis van progressiviteit. Reactie tegen de gangbare heroïsche romantiek uitte zich in een afkeer voor de historie-schilderkunst; later schreef Stevens: 'het historisch onderwerp is uitgevonden toen men zich niet meer voor de schilderkunst op zichzelf interesseerde en men maakte elkaar geestdriftig tegen de politieke opvattingen van de restauratie in heftige discussies.' Zo was de opvoeding van Alfred Stevens doordrenkt van de twee dominanten van zijn later œuvre: realisme in de kunst en burgerlijk materialisme in de levensstijl.
In het atelier van François-Joseph Navez, waar hij samen met Eugène Smits, Charles de Groux, Jan Frans Portaels zijn opleiding kreeg, werd hij door Camille Roqueplan ertoe overgehaald naar Parijs te trekken. Hij vestigt zich daar voorgoed tussen 1851 en 1853. Rond deze jaren debuteert Stevens met sentimentele sociaal- bewogen taferelen in vroeg-realistische trant, maar schakelt weldra over naar het eigentijdse, mondaine genrestuk, waarin de vrouw het personage zal blijven. In tegenstelling met zijn enige belangrijke rivaal in dit genre, F. X. Winterhalter, officiële portretschilder van de Franse keizerlijke familie, kiest Stevens zijn modellen onder de rijke geldadel, de modieuze dames, die zich kleden en kappen naar het voorbeeld van de beroemdheden uit de hoge wereld die de salons bevolken en hun tijd zoek brengen op tentoonstellingen en vertoningen, of in de badsteden Vichy en Trouville.