Het Museum Plantin-Moretus kocht eind 2012 tien tekeningen van de barokke kunstenaar Sebastiaan Vrancx (1573-1647). Het vult zo een lacune in het prentenkabinet op met werk van een minder bekende allrounder.
Aeneas’ omzwervingen door Sebastiaan Vrancx - Tien nieuwe tekeningen voor Museum Plantin-Moretus
Vader van de kunst
Op welk moment in de geschiedenis besliste de mens om figuratieve tekeningen te maken? Plinius de Oudere schreef in zijn encyclopedische Historia Naturalis: “(…) maar iedereen zegt dat het begon met het trekken van een lijn langs de schaduw van een mens en dat dit dus de eerste stap was.” Denk hierbij aan het puike schilderij De ontdekking van de tekenkunst van de Brugse neoclassicist Joseph Benoît Suvée uit 1791 (Groeningemuseum, Brugge).
De grote Aristoteles had al eerder in zijn Politica geopperd dat naast lezen, schrijven en gymnastiek, ook muziek en tekenen tot het curriculum van de jongeling moesten behoren. Onderricht in de kunst van het tekenen scherpt het oordeel over de schoonheid van de menselijke vorm, aldus de wijze Griek. Giorgio Vasari (1511-74), de eerste kunsthistoricus, noemde de tekenkunst niet voor niets “de vader van onze kunst.” Een sculptuur, schilderij of gebouw kreeg eerst gestalte in het hoofd van de artiest. Kunst was een zaak van het verstand: eerst denken, concipiëren, en dan op papier aftasten, uitproberen en bijschaven. De training van het oog en de uitvoering van de hand waren, vooral vanaf de renaissance, verregaand.
Sebastiaan Vrancx
De barok in de Zuidelijke Nederlanden – grofweg gevat tussen de Val van Antwerpen in 1585 en de Vrede van Utrecht in 1713 – is wereldbekend. Peter Paul Rubens (1577-1640) is het onbetwiste middelpunt en de katalysator. Anthony van Dyck (1599-1641) en Jacques (I) Jordaens (1593-1678) zijn Rubens’ secondanten. Al die anderen werden door de kunstkritiek gedegradeerd tot zogenaamde kleine meesters. Hiërarchisch opgestelde lijstjes met winnaars en mindere goden hebben een perverterend effect. Het is net het netwerk van allerhande minder grote meesters dat de kern vormt van de barokke zeventiende eeuw, niet de toplaag. PlantinMoretus verrijkte zijn collectie met tien tekeningen van zo’n ‘kleine meester’: Sebastiaan Vrancx.
Gek veel biografische gegevens zijn er over Vrancx niet te vinden. Hij werd in 1573 geboren in Antwerpen en kwam op 19 mei 1647 in diezelfde stad om het leven. Hij was een leerling van Adam van Noort (1562-1641), net zoals Rubens en Jordaens. Rond 1596 onderneemt hij een reis naar Italië en ontmoet in Rome landschapsspecialist Paul Bril (1554-1626). Vrancx vervaardigt nu werken in de stijl van Bril en Jan (I) Brueghel (1568- 1625). Denk aan dramatische woudlandschappen of landschappen met klassieke ruïnes zoals die in Tivoli nabij Rome.
Terug in Antwerpen rond 1601 wijdt Vrancx zich in hoofdzaak aan het genre van de gevechtsscène. Men gelooft overigens dat hij aan de wieg stond van het genre in de Zuidelijke Nederlanden. De Slag van Leckerbetje is zo’n populaire compositie van Vrancx. Maar de meester interesseert zich ook, net zoals Jan (I) Brueghel, voor boslandschappen met reizigers die overvallen worden. Daarnaast schildert hij genrestukken in de aard van Pieter (I) Bruegel.
Naast lid van de prestigieuze broederschap van Sint Petrus en Sint Paulus (of m.a.w. het clubje van notabelen dat de graven van beide apostelen in Rome had bezocht), was Vrancx ook kapitein van het schermersgilde, wat duidelijk af te lezen valt van zijn beeltenis in de Iconographie van van Dyck. Vanaf 1607 is hij lid van de Antwerpse rederijkerskamer De Violieren. Voor die rederijkerskamer, die nauwe banden onderhield met het Sint-Lucasgilde, werd in 1618 een blazoen gemaakt. (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen) Het betreft een schilderij waarin een blazoendicht van de hand van Vrancx wordt uitgebeeld. De tekst luidt: “Apelles’ scholieren, die SintLucas vieren, Wilt helpen versieren den Olyftak snel, Met ons Violieren en Appolo’s laurieren, Vlucht droevige manieren willich, houdt Vrede wel”. Men won er een eerste prijs mee in een door de rederijkerskamer De Olijftak uitgeschreven wedstrijd. Zowel Frans (II) Francken (1581-1642), Hendrik van (I) Balen (1573- 1632), Brueghel en Vrancx werkten kosteloos aan het stuk.
Het blijkt dus dat de man niet enkel met penseel en etsnaald overweg kon, hij was een heus schrijftalent. Naar verluidt schreef hij zelfs toneelstukken voor de rederijkerskamer. Rond 1615 wordt hij gevraagd om een nieuwe Nederlandse vertaling van de Aeneis van Vergilius te maken. Of hij daadwerkelijk een vertaling leverde, is onzeker. Het staat wel vast dat hij circa 65 illustraties rond Aeneas’ avonturen maakte.
In 1618 geeft de Antwerpse stadsmagistratuur aan twaalf belangrijke schilders uit de stad de opdracht om werken te maken voor de aartshertogen Albrecht en Isabella. Onder leiding van Jan (I) Brueghel werkt men aan een cyclus rond de Allegorie van de vijf zintuigen. Het deelnemersbestand bestaat uit kunstenaars zoals Rubens, Frans Snijders (1579-1657), Frans (II) Francken, Joos de (II) Momper en van Balen. Ook Vrancx behoort tot het deelnemersveld. Een brand in 1713 vernielt de werken.
Vrancx was geen echte primus onder de barokke kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden, daarvoor missen zijn werken soms wat aan bravoure, maar laatstgenoemde opdracht en de andere opgesomde voorbeelden tonen aan dat hij een belangrijke en vaak gevraagde artiest met vele talenten was.
Een geïllustreerde Aeneis
Hoe illustreer je een onvergankelijk epos waarin de heldendaden en de lotsbestemming van een man bezongen worden? Hoe wek je eeuwenoude verzen in dactylische hexameter tot leven? Voor een vakman als Vrancx lijkt het een gewone zaak: aanzetten in zwart krijt, trefzekere pennentrekken met bruine inkt en een stevige portie verbeeldingskracht. Hij evoceert kleine tafereeltjes, bijna zoals een stripboek. Maar hij bedient zich ook van verschillende registers. De ene keer zien we Aeneas in een bucolisch landschap jagen op herten. Een andere keer wordt de idylle even verbroken en zijn Dido en Aeneas halsoverkop gevlucht voor een storm: een list van godin Juno om beiden te laten schuilen in een grot, terwijl de hormonen vrij spel krijgen.
Het valt op dat de tekeningen gedetailleerd en in hoge mate afgewerkt zijn. Slechts nu en dan merken we een correctie op. Beeldig uitgewerkt is bijvoorbeeld de raad van de Olympische goden die massaal verzameld zijn. Of de scène waarin de statige riviergod Tiberius aan Aeneas verschijnt in zijn paleisachtige slaapkamer. Maar er wordt natuurlijk ook stevig gevochten: eigen aan het onderwerp en immers het specialisme van Vrancx.
De wijze waarop de kunstenaar architecturale settings uittekent als decors voor de personages is opmerkelijk en bijzonder knap. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Rubens twee werken van Vrancx in zijn bezit had. Hij slaagt erin om het listige spel van de goden in dit propagandastuk voor keizer Augustus, of om sterfelijke personages die de speelbal van het zogenaamde lot zijn, overtuigend weer te geven.
Creativiteit bij oude meesters houdt verband met verregaande planning en met vernieuwend zijn binnen de voorgeschreven regels van het ambacht en het decorum. In tekeningen zit het ontluikende kunstwerk vervat: puur, hevig en uit de eerste hand. De kronkels van de verbeelding van de kunstenaar worden direct gecommuniceerd. De kunstenaar en zijn inspiratie zijn dichtbij. Rest ons alleen de vraag: hoe zouden Aeneas’ omzwervingen er in afgewerkte staat uitgezien hebben? En zijn dit ontwerpen voor een geïllustreerde Aeneis of plande Vrancx een geschilderde cyclus?
Praktische informatie
Museum Plantin-Moretus - Antwerpen