Wanneer je het centrale deel van FERRO NON FERRO in het Industriemuseum in Gent binnenwandelt, waan je je meteen in een atelier. Het staat er vol logge machines. Je kan je er makkelijk het geluid van ijzer op ijzer, de geur van smeerolie en de vonken bij voorstellen. Het Industriemuseum zet een van de zwaarste industrieën van het land in de kijker: de metaalsector.

O O Metallo! FERRO NON FERRO in het Industriemuseum

Metaalbewerker aan de slag met een radiaalboormachine bij de Duitse autofabrikant Borgward. 1938, Collectie Deutsche Fotothek

Ongetwijfeld is metaalbewerking een van onze oudste bezigheden. De kopertijd, de ijzertijd: we meten vooruitgang aan de metalen die we hanteren. In de negentiende eeuw kwam de metaalsector in een stroomversnelling en werd hij de hoeksteen van de economie. Geen enkele fabriek kon zonder de machines die in de metaalbedrijven van de band rolden. Tegen 1850 stond de Belgische metaalindustrie aan de wereldtop. Rond 1900 was ze de derde grootste werkgever in het land. Vanaf de Tweede Wereldoorlog de grootste. In de jaren zeventig kwam de economische crisis en trokken bedrijven naar lageloonlanden. Maar hoewel de industriële tewerkstelling daalde, bleef de metaalindustrie de grootste.

Bouwstenen van de wereld

FERRO NON FERRO vertrekt diep in de aarde. De zoektocht naar grondstoffen beheerst al eeuwenlang de wereld. Er werden oorlogen om gevoerd en mensen tot slaaf voor gemaakt. En dat voor de meest elementaire delen van de planeet. Daarom begint de tentoonstelling met een lesje chemie. Op een grote tabel van Mendeljev ontdek je de zestig elementen die metalen zijn. Slechts enkele daarvan - goud bijvoorbeeld - zitten kant-en-klaar in de bodem.

Er zijn zoveel metalen dat het onmogelijk is om als tentoonstellingsmakers volledigheid na te streven. “Daarom hebben we gekozen om te focussen op de drie metalen die in de geschiedenis van België een rol hebben gespeeld,” vertelt Marie Kympers, een van de onderzoekers. “Dat zijn ijzer, zink en koper. We tonen eerst het erts, zodat je kan zien waarmee alles begint. Ook illustreren we hoe ertsen in de negentiende eeuw gezocht werden, met de uitrusting van de geologen en geologische kaarten.”

O O Metallo! FERRO NON FERRO in het Industriemuseum

Cilinder van een stoommachine in de machinewerkplaats van SEM-Carels in Gent. Ca. 1930, Collectie Industriemuseum, Gent

Staal, een legering van ijzer, was de ruggengraat van de industriële revolutie. Dat begon in Wallonië, met hoogovens in Charleroi en Luik, en verspreidde zich over het hele land. Vandaag blijft alleen ArcelorMittal in Gent over. In FERRO NON FERRO ontdek je het productieproces van staal aan de hand van foto’s uit ArcelorMittal en een animatiefilm. “We houden het bewust abstract. Sinds de industriële periode is dat productieproces weinig veranderd. Het is geautomatiseerd en steeds verder verfijnd, maar het basisprincipe is hetzelfde gebleven," vertelt Kympers.

Zink is dan weer minder bekend, maar België heeft een belangrijke mijn gehad: Vieille-Montagne. Al in 1806 had een Luikse chemicus er een concessie op. In 1815, tijdens het Congres van Wenen na de val van Napoleon, werd er beslist dat die mijn te kostbaar was om bij een land te worden ingedeeld. Zo ontstond Neutraal Moresnet, een ministaatje tussen België, Nederland en Duitsland. Toen het lapje grond na de Eerste Wereldoorlog bij België werd ingelijfd, was de mijn niet meer actief. Op de tentoonstelling zijn postkaartjes uit Neutraal Moresnet te zien. Ook is er een huldealbum uit Vieille-Montagne. Het is uniek dat arbeiders in die periode met hun gereedschap in de studio werden gefotografeerd.

“Bij koper vertellen we het koloniale verhaal,” zegt Kympers. “De koperindustrie steunde op de ontginning in Congo.” De belangrijkste speler was Union Minière (Umicore). In FERRO NON FERRO zie je een archieffilm uit de collectie van Cinematek waarin men bij Union Minière ter ere van hun vijftigste verjaardag benadrukt hoeveel goeds ze voor de Congolese werkkrachten doen. Het paternalisme spat ervan af. “Vandaag is Congo geen kolonie meer,” vertelt Kympers, “maar de koperontginning is nog steeds geen proper verhaal.”

O O Metallo! FERRO NON FERRO in het Industriemuseum

Drie arbeiders aan het werk tijdens de montage van een bronzen schroef op de scheepswerf Boel in Temse. Collectie Amsab-ISG

Aan de slag in het atelier

Het hart van FERRO NON FERRO is het metaalatelier. Daar word je omringd door ingenieuze machines uit verschillende periodes. De oudste is waarschijnlijk die van het Gentse bedrijf Phoenix. Die komt uit de vaste collectie van het museum. Phoenix was een van de grootste machinebouwers van de negentiende eeuw. In Gent maakten ze stoommachines voor de textielindustrie.

Behalve uit museumcollecties, zoals die van het Museum voor de Oudere Technieken (Grimbergen), komen de meeste machines van de metaalbedrijven zelf. Zo is er een machine uit de collectie van Mondiale, ooit een belangrijke Belgische fabrikant van draaibanken en freesmachines. Een imposante lasrobot uit de jaren tachtig kwam in het Industriemuseum terecht toen Volvo Gent die inruilde voor een modern exemplaar.

De machines zijn indrukwekkend, maar wat doen ze? Dat ontdek je in foto’s, video’s en tekstpanelen die zijn aangebracht in - hoe kan het anders - ijzeren rekken. Ook zijn er doe-opstellingen. Zelf lassen kan je niet, maar je leert wel werken met popnagels en slagstempels, schroefdraad tappen en meten met schuifmaten.

De mensen achter het metaal

Het is voor het Industriemuseum belangrijk om bezoekers warm te maken voor techniek. Maar een industrie bestaat uit mensen. Daarom krijgen ook de arbeiders een stem. Als vooronderzoek hebben de makers heel wat werknemers geïnterviewd. Een aantal mensen hebben ze voor de camera gezet om de metaalindustrie een gezicht te geven. Zo is er Raymond Smeulders, die als vakbondsafgevaardigde de sluiting van Renault Vilvoorde meemaakte. Of Sevgi Uysal, die in de koudwalserij van Arcelor-Mittal werkte.

Het verhaal van Rita Fossum is opvallend. Zij werkte van 1974 tot 1982 als lasser bij Cockerill Yards. De metaalindustrie is altijd een mannelijke sector geweest. Maar in de jaren zeventig, toen er een tekort aan lassers was, werden er campagnes opgezet om vrouwen aan te trekken. Rita was een van die vrouwen. Toen Cockerill Yards failliet ging, heeft ze nooit meer een job als lasser gevonden.

O O Metallo! FERRO NON FERRO in het Industriemuseum

Veiligheidsaffiche uitgegeven door het Veiligheidsmuseum Provincie Antwerpen. Ontwerp Gaston Ebinger, Collectie Industriemuseum, Gent

O O Metallo

Wanneer je de roep “O O Metallo” hoort, is er iets aan de hand. Het is de strijdkreet van de staalvakbonden. “De metaalindustrie is een stakingsgevoelige sector,” vertelt Kympers. “Het is hard werk, en er wordt hard op de tafel geklopt.” Het is ook een sector die al wat te verduren kreeg. De scheepsbouw en de auto-industrie zijn daar een pijnlijk voorbeeld van. De sluiting van Renault Vilvoorde in 1997 is in het collectieve geheugen gegrift. In de tentoonstelling zie je foto’s van de protestacties. In een emotioneel filmpje uit het VRT-archief is de ontreddering van de werknemers voelbaar. Ook persknipsels, fluohesjes en stickers maken het sociale bloedbad tastbaar.

Ook de staking van het vrouwelijke personeel in de wapenfabriek van Herstal in 1966 is veelzeggend. Zij streden voor gelijke lonen als hun mannelijke collega’s. Officieel was dat sinds het Verdrag van Rome verplicht. De praktijk was anders. “De mannelijke arbeiders kregen een loonsverhoging,” vertelt Kympers. “Officieel gold die voor iedereen. Maar vrouwen werden alleen toegelaten tot functies met een lager loon. Terwijl het werk hetzelfde was. Ook zij bedienden verschillende machines tegelijk. Ze moesten in een hoog tempo met grote precisie werken.” Die staking heeft wekenlang geduurd en zette een golf van solidariteit in gang, een voorloper van de feministische beweging van de jaren zeventig.

De vakbonden krijgen een belangrijke plaats in FERRO NON FERRO. De metaalsector was een van de eerste die zich verenigde. Officieel zijn vakbonden nog maar sinds 1866 toegestaan, maar de eerste belangenorganisaties gaan terug tot het begin van de negentiende eeuw. In de tentoonstelling is er een brochure te zien van de Gentse ziekenkas Sint-Eloy uit 1810. De eerste echte vakbonden waren socialistisch. Het was wachten tot het einde van de negentiende eeuw op katholieke en liberale tegenhangers.

Ook de werkgevers organiseerden zich. In 1906 ontstond de federatie Fabrimetal, nu Agoria. Dé iconische illustratie van het belang van deze sector is het Atomium. Veel mensen weten dat het een uitvergroting van een ijzeratoom voorstelt, maar weinigen weten dat de opdrachtgevers van dit hoogtepunt van Expo ‘58 de metaalverwerkende bedrijven waren.

O O Metallo! FERRO NON FERRO in het Industriemuseum

Francy Van der Wildt (ontwerp), Prentbriefkaart, Collectie Amsab-ISG

Metaal morgen?

De metaalsector staat voor uitdagingen. Bedrijven moeten op zoek naar klimaatvriendelijke productieprocessen. Metaalverwerking vraagt enorm veel energie en hoogovens werken vaak op kolen. Dat moet vergroenen. Steenkool wordt gedeeltelijk vervangen door afvalproducten. En zinkproducent Nyrstar gebruikt dan weer virtuele batterijen en zonnepanelen.

O O Metallo! FERRO NON FERRO in het Industriemuseum

Metaalbewerker aan de draaibank. Ca. 1980, Collectie Deutsche Fotothek

Anderzijds zijn de grondstoffen die nodig zijn voor elektrische auto’s, zonnepanelen, smartphones en windmolens minder makkelijk te vinden. “Die zeldzame metalen worden vaak in slechte omstandigheden ontgonnen. Voor sommige grondstoffen zijn we volledig afhankelijk van een of twee landen, zoals van China,” vertelt Kympers. Met de Critical Raw Materials Act wil de Europese Unie daar iets aan doen. Die schrijft voor dat we maar voor zestig procent afhankelijk mogen zijn van één leverancier, en dat we zoveel mogelijk moeten recycleren. Want in theorie is metaal eindeloos recycleerbaar.

Maar dat is niet vanzelfsprekend. In FERRO NON FERRO komt ook Peter Tom Jones aan het woord. Hij leidt het Instituut voor Duurzame Metalen en Mineralen van de KU Leuven. Tegelijk is hij een fervente milieuactivist. Tien jaar geleden was hij ervan overtuigd dat we volledig op recyclage moeten inzetten. Nu meent hij dat mijnbouw toch nodig is, maar dan in Europa en op een ethische manier.

Daartegenover plaatst het Industriemuseum een e-waste-installatie van de actiegroep Catapa vzw. De installatie is gemaakt van kapotte elektronica. Daarmee klaagt Catapa aan dat fabrikanten apparaten bewust een korte levensduur geven en daarmee de afvalberg groter maken. Catapa strijdt tegen mijnbouw. De groep is van mening dat minder consumptie en recycling de enige oplossingen zijn. Zoals steeds zal de waarheid waarschijnlijk in het midden liggen, maar het zet in elk geval aan tot denken.

Tentoonstelling

Download hier de pdf

O O Metallo!.pdf