Op 1 september 2006 gaat het Museum van het Vleeshuis te Antwerpen opnieuw open, niet meer als een bont allegaartje van meubels, muziekinstrumenten, wapenrustingen, kanonnen en heiligenbeelden, maar als een museum van het muziekleven te Antwerpen. De naam is alvast veelbelovend: Klank van de Stad.

Een nieuw leven voor het Vleeshuis

Gedaan met de dubbelzinnigheid die ons altijd aan het Vleeshuis als museum gestoord heeft. Zelfs wervende teksten om het bij bezoekers bekend te maken moesten het doen met een schimmige beschrijving als 'museum voor toegepaste kunst, archeologie en plaatselijke geschiedenis'. Je kon er van alles bewonderen, maar duidelijke klemtonen ontbraken. Het gepland Museum aan de Stroom, als een groot museum van de Antwerpse geschiedenis, zorgde er voor dat het uniek laatgotisch gebouw van de beenhouwersgilde vrij kwam en men er een volledig eigen invulling aan kon geven, met name het muziekleven in de stad. En met die stad wordt uiteraard Antwerpen bedoeld.

Chauvinisme? Ongetwijfeld, een gezonde reflex als u het ons vraagt. Maar is dat niet gevaarlijk naïef en verzeilt het initiatief zo niet in een provincialistische navelstaarderij? "Helemaal niet," klinkt het overtuigd antwoord van conservator Karel Moens die momenteel samen met directeur Vera Nys en alle medewerkers de hectische laatste weken voor de opening beleeft. "Wij kunnen zelfs stellen dat het verhaal van Antwerpen uniek is, op het sensationele af." Een straffe uitspraak, want er is geen zweem van ironie in zijn stem te bespeuren. Om mij tegen al te veel onwaarschijnlijkheid te wapenen heb ik muziekmonument Sigiswald Kuijken gevraagd mij op de exploratie van het museum in aanbouw te vergezellen. Tot mijn grote vreugde heeft hij dadelijk toegezegd. Zijn nieuwsgierigheid als ervaringsdeskundige is nog groter dan de mijne.

Geen tweede MIM

 Philipus de Monte, Missa ad modum benedicta es,  Vleeshuis, Klavecimbel, A. Ruckers, Antwerpen 1644.

Links: Philipus de Monte, Missa ad modum benedicta es, Christoffel Plantijn, 1579.

Rechts: Klavecimbel, A. Ruckers, Antwerpen 1644.

Karel Moens begint met enkele stukken uit de instrumentencollectie te tonen. Zij liggen ver van de drukke werf uitgestald op lange tafels onder witte doeken. Telkens wordt een tipje van de sluier gelicht, letterlijk dus, en dan komen de pronkstukken te voorschijn. Met veel omzichtigheid tilt Sigiswald Kuijken een dansmeesterviooltje uit de achttiende eeuw op. In zijn grote handen lijkt het met zijn fijn afgewerkte klankkast en korte hals eerder een schaalmodel dan een authentiek instrument. Hij houdt het even tegen zijn borst als wou hij er op spelen. Breed glimlachend zegt hij: "Ik denk niet dat er veel klank uit komt, maar het is een heel mooi ding." Dan is het de beurt aan een tafel met een aantal militaire serpenten, typische kronkelende blaasinstrumenten die zowel een kerkelijk als een militair gebruik kenden. Iets verder staat een collectie harpen in dichte slagorde. De afwerking toont hoe modegevoelig het instrument wel was, van rococo via empire tot neogotiek.

Karel Moens: "De verzameling muziekinstrumenten van het Vleeshuis is altijd al befaamd geweest. Het is na Brussel de mooiste van ons land. Maar het zou absurd zijn op amper vijftig kilometer van Brussel een concurrerend instrumentenmuseum op te richten. Deze collectie bezit andere troeven en heel veel is aan het licht gekomen door in eigen huis te zoeken. Wat niet wegneemt dat een twintigtal instellingen van Antwerpen en van ver daarbuiten aan dit project meewerken."

Vleeshuis in het begin van de 20ste eeuw, Sigiswald Kuijken (I) en Karel Moens (r), elk met een 'serpent'

Links: Vleeshuis in het begin van de 20ste eeuw @ Museum Vleeshuis

Rechts: Sigiswald Kuijken (I) en Karel Moens (r), elk met een 'serpent' @ Elisabeth Broekaert

De Antwerpse opera

Langs een spiltrap in één van de torentjes zijn wij ondertussen op een hogere verdieping van het Vleeshuis beland. Aan het zware gebinte hangen zwarte halfsferische metalen voorwerpen. Bij aanraking produceren zij een volle klokkengalm. "Het zijn de toneelklokken van de Bourla-schouwburg," verduidelijkt Karel Moens. "We hebben de volledige set. Over de Bourla zijn wij zeer goed gedocumenteerd. We hebben niet enkel deze klokken, maar ook de ontwerptekeningen, een unieke maquette, libretti, affiches, noem maar op. En dat soort documenten hebben wij over de andere zalen ook. Veel daarvan is verdwenen. Toch is de documentatie van die aard dat wij de meest diverse facetten van vierhonderd jaar operageschiedenis in Antwerpen in beeld kunnen brengen, maar ook die van andere muziektempels waarvan de sporen in de stad quasi zijn uitgewist.'

Het is niet de bedoeling de voorstelling enkel te beperken tot het uitstallen van unica in toonkasten. De bezoeker wordt niet aan zijn lot overgelaten. Bij de ingang krijgt hij een koptelefoon en een kleine handcomputer met aanraakscherm. Voortdurend kan hij muziek bij de tentoongestelde stukken beluisteren, nadere informatie of extra visueel materiaal opvragen. Muziek zal overal te beluisteren zijn, maar de geschiedenis zal ook tastbaar gemaakt worden.

Wij krijgen een voorsmaakje met een 3D simulatie in verband met het zogenaamde Tapissierspand, de voorloper van de Bourlaschouwburg, een magazijn voor wandtapijten, omgebouwd tot eerste echt operagebouw van Antwerpen. De bezoeker maakt een virtuele wandeling door de zaal, langs de diepe scène en de aanvankelijk krappe orkestbak. Hij kan ook de latere aanpassingen beoordelen. Alle informatie over inrichtingen en verbouwingen van deze eerste opera bleven bewaard, zoals de volledige set bouwtekeningen, de beschrijving van de machinerieën voor speciale effecten en de opstelling van het orkest, in een document dat de diverse musici met naam en toenaam benoemt, en vooral welke instrumenten zij bespelen. Die orkestopstelling geniet uiteraard Sigiswald Kuijkens volle aandacht: "Toen wij op het einde van de jaren zestig begonnen met het brengen van deze muziek hebben wij moeten zoeken en tasten om een zo groot mogelijke authenticiteit na te streven. Dan zijn dit soort documenten natuurlijk een goudmijn."

Schatten op zolder

Ook de eigen reserves van het Vleeshuis hebben merkwaardige vondsten opgeleverd. Soms niet echt spectaculair, maar wel uiterst zeldzaam, zoals een aantal penningen waarmee de koorzangers van de kathedraal werden uitbetaald. "Hun bestaan was bekend, maar wij hadden er nooit één gezien, tot bleek dat zij hier in de reserves op zolder lagen," zegt Karel Moens. Die zolder heeft nog meer schatten opgeleverd. Een schamel hoopje brokstukken kon dankzij een document uit de Antwerpse kathedraal opnieuw in elkaar gepuzzeld worden tot een maquette van de klokkenstoel van de beiaard uit 1782. Uiteindelijk leverde het puzzelwerk vijf varianten op, waarvan er slechts één zal tentoongesteld worden.

Een zo mogelijk nog interessanter schaalmodel is dat van een nieuw type beiaardautomaat in 1707 bedacht en gebouwd door een Antwerpse uurwerkmaker. Het blijkt een unicum te zijn dat ooit heeft gefunctioneerd. Karel Moens: "De beiaard van de kathedraal is natuurlijk uniek, een prachtinstrument. Welnu, de bezoeker zal deze uitzonderlijke beiaard zelf kunnen bespelen, of die illusie willen wij hem geven. Op een beiaardklavier kan hij iets spelen, of tenminste klanken voortbrengen die hij via zijn koptelefoon te horen krijgt. Wij hebben inderdaad de klank van elke klok uit de toren opgenomen. Het is dus de beiaard van de kathedraal die te horen zal zijn, klinkend zoals hij zal bespeeld worden, fors aangeslagen of zachter. Dan is het net of je voor heel de stad speelt."

Wie bracht de klank van de stad?

De voorbeelden opera en beiaard maken het thema 'Klank van de Stad' al meer tastbaar. Maar er is uiteraard meer, voldoende zelfs om een coherent discours te brengen. Karel Moens: "Je moet voor ogen houden dat Antwerpen geen hofstad was; hofmuziek werd hier dus niet geproduceerd." De burgerij was wel met muziek begaan, evenals de clerus. Speellieden hadden een belangrijke rol in het muziekleven. "Het zijn niet, zoals wij het ons al te vaak voorstellen, wat sjofele muzikanten die alleen maar dansdeuntjes speelden. Het blijkt dat zij - op zangers en organisten in de kerken na - dé dragers waren van zowat elke vorm van muziek in de stad. Zij hielden danshuizen open, speelden op feesten voor rijk en arm, traden op voor de overheid, speelden in kerken, theaters, optochten en bouwden muziekinstrumenten. Zij hadden een eigen gilde en het toetreden tot die Speelliedengilde was niet voor de eerste de beste weggelegd. Men moest ongeveer zeven snaar- en blaasinstrumenten kunnen bespelen, zowel in het luchtige als in het ernstige polyfone genre."

Het is duidelijk dat op nog andere vlakken de opvattingen over het muziekleven in de stad scherper worden afgelijnd. Wij willen niet alles verklappen, maar wijzen toch op de evolutie van Turkse militaire muziek met slagwerk, cimbalen en schellenbomen, via militaire muziekkapellen tot het concertleven en de gebouwen die daarmee samenhangen. Ook daarvan zijn nog heel wat sporen in de stad aanwijsbaar. Ooit bij stil gestaan waarom één van de Antwerpse parken de officieuze naam Harmonie draagt?

Antwerpen als stad van drukkers heeft ook op gebied van muziekpublicaties zijn stempel gedrukt. Het vroegste exemplaar van muziekdruk dateert van omstreeks 1504 en dat is zeker zo vroeg als Venetië dat de bakermat van deze publicaties heet te zijn. Dat Plantin de allermooiste muziekdrukken verzorgde, zal niemand verwonderen, maar dat al het zetwerk ervan bewaard bleef is buitengewoon. De notentypes werden speciaal voor Plantin ontworpen. Zelfs een niet-Antwerpenaar zou er lyrisch van worden.

Een tweede luik

Het is een rijke geschiedenis geworden die naar de mening van de conservator nog nooit op deze manier werd verteld en dat maakt dit museum uniek. En er is nog meer in petto. Op 16 maart 2007 wordt de kelderverdieping eveneens opengesteld. Hier wordt de klemtoon gelegd op openbare concerten na 1800, dans en amusementsmuziek en op de instrumentenbouw. Dit wordt het verhaal van een stukje uitgaansleven, met de talrijke dans- en variétézalen die Antwerpen rijk was. Blikvangers voor de instrumentenbouw worden de reconstructie van klokkengieterij Sergeys uit Leuven en het koperblaasinstumentenatelier Van Engelen uit Lier.

Ik vraag Sigiswald Kuijken naar een globale indruk. "Overweldigend, gewoon overweldigend! En typisch Antwerps, zou ik zeggen. Zij hebben alles, zij zijn de besten. Ze zeggen het en ze tonen het ook. Versta mij niet verkeerd. Dat heeft niets met hun plaatselijk chauvinisme te maken, maar het is nu eenmaal een stad waar grootse dingen gebeurd zijn. Dit, dit is fantastisch! Wat een verhaal!" Ik heb heel sterk de indruk dat hij met ongeduld aan het aftellen is voor de opening van het museum. Nog iemand bij wie de Klank van de Stad de ziel amoureus heeft gemaakt.

Praktische informatie

Klank van de Stad - Museum Vleeshuis

Download hier de pdf.

Een vleeshuis vol muziek