Op pelgrimstocht gaan was een belangrijke activiteit voor de middeleeuwer maar ook voor de negentiende-eeuwse gelovige. Hij hoopte met z’n tocht een aflaat te verdienen en kwijtschelding van zonden te krijgen. Maar hij trok ook op bedevaart om genezing van ziekte, zowel voor zichzelf als voor een ander, te bekomen. Als tastbaar bewijs van zijn bedevaart nam hij een aandenken mee. Elke zichzelf respecterende kerk of abdij had wel een reliek van een heilige. Het onderstreepte hun belang, bond hoogwaardigheidsbekleders aan zich en bracht pelgrims op de been. Een abdij of kerk die haar reputatie als pelgrimsoord serieus nam, zorgde voor een goed verhaal met een reliekschrijn, een processie of door de aankoop van fraaie kunstobjecten.
Met deze tentoonstelling gaan de organisatoren op zoek naar sporen of er naast de verering tot Godelieve of Arnoldus nog andere vormen van devotie in onze streek waren. Topstukken in de tentoonstelling zijn naast enkele reliekschrijnen, een passiereliekhouder met het H. Bloed, diverse kruisrelieken en onlangs verworven mirakelschilderij met de voorstelling van het ‘hemd zonder naad’. De bezoekersgids geeft nieuwe inzichten over de volksdevotie in onze streek.
Het tragische levensverhaal van Godelieve spreekt nog altijd tot de verbeelding. De Godelieveprocessie, die elk jaar op de eerste zondag na 5 juli door de straten van Gistel trekt, getuigt daarvan. In 2017 werd de Godelieveprocessie erkend als Immaterieel Cultureel Erfgoed.