Raoul De Keyser (1930-2012) start met schilderen als jongeman in de jaren 1940. Al in de vroege jaren 1950 breekt hij zijn artistieke loopbaan af voor een job als ambtenaar en journalist. Pas in 1964 manifesteert hij zich opnieuw als kunstenaar met werken die aanvankelijk de nieuwe trends in de figuratieve schilderkunst (Pop Art, nouveau réalisme) oproepen, terwijl ze later aansluiten bij het Amerikaans modernisme (Colorfield Painting, Post-Painterly Abstraction, Hard Edge). In de jaren 1970 vertoont De Keysers werk sterke overeenkomsten met zowel de Minimal Art als de Fundamentele schilderkunst.
De tentoonstelling in VANDENHOVE focust op deze vroege periode in De Keysers werk en bestaat uit een twintigtal schilderijen die nooit eerder werden geëxposeerd of die niet meer werden getoond sinds de jaren 1960 en ‘70. Naast enkele jeugdwerken omvat de expositie een uitzonderlijke selectie schilderwerken uit privé-collecties, van werken uit de jaren 1960 die representatief zijn voor de zogenaamde Nieuwe Visie tot gelaagde schilderijen uit de jaren 1970. Zij vertonen de vertrouwde landschappen, kamers, krijtlijnen, tenten en wolken, soms in verrassende kleuren die afwijken van zijn meer bekende werken. Sommige schilderijen lijken bovendien bepaalde thema’s of gevoeligheden aan te kondigen die later in zijn loopbaan verder werden uitgewerkt. Samen tonen ze een traject doorheen de motieven, variaties, hernemingen en overschilderingen die het hele oeuvre van De Keyser tekenen.
Naast deze nooit of zelden getoonde werken, omvat de tentoonstelling stukken uit het archief van Raoul De Keyser, dat deel uitmaakt van de collectie van de Centrale Bibliotheek van de Universiteit Gent. Installatiezichten, posters, folders, schetsen en aantekeningen (waarvan vele nooit eerder werden gepubliceerd) werpen een nieuw licht op De Keysers vroege artistieke ontwikkelingen, met aandacht voor onder meer zijn activiteiten als sportjournalist en kunstcriticus, zijn connecties met Nederlandse musea en galeries, zijn affiniteiten met grafische vormgeving, zijn atelier als tentoonstellingsruimte en zijn niet aflatende belangstelling voor het ‘object-karakter’ van zijn schilderijen.