Het zelfportret is bij Ensor van essentieel belang en neemt een bijzondere plaats in binnen zijn oeuvre.
Het zelfportret dat ontstaat dankzij het gebruik van de spiegel wordt een ‘subjectieve’ afspiegeling. De schilder als onderwerp wordt het voorwerp van zijn eigen afbeelding. Het zelfportret vormt als het ware een nieuw spiegelbeeld dat geconfronteerd wordt met de gespiegelde en met de kijker. Deze vorm van mimesis is misschien wel de meest complexe in de plastische kunsten. Zoals eertijds Rembrandt was Ensor zich bewust van het paradoxale picturale dilemma: ‘Hoe kan ik mezelf afbeelden terwijl ik mezelf afbeeld?’ Het zelfportret zet aan tot bespiegeling. Zijn leven lang zal James Ensor zichzelf portretteren.
Ensor was door zijn zelfbeeld ingenomen. Zijn voorkomen is clichématig gemeengoed geworden: de statige man met witte baard in zijn zwarte pelerine. Zijn beeldtaal is bijna een eigen leven gaan leiden en is paradigmatisch voor zijn hoogstpersoonlijke kijk op zijn eigen (imaginaire) wereld.