In 2023 wijdt een Belgisch museum voor de eerste keer een tentoonstelling aan de geschiedenis van de vervolging van homo’s en lesbiennes tijdens het Derde Rijk. De expo presenteert op een chronologische en thematische manier een brede waaier aan documenten, waarvan de meeste nooit in België zijn vertoond. Deze tentoonstelling, naar een concept van Mémorial de la Shoah in Parijs en aangevuld door Kazerne Dossin, werd gerealiseerd onder de wetenschappelijke leiding van historica Florence Tamagne.
Hoewel historici de afgelopen 30 jaar de lotgevallen van homoseksuele mannen en vrouwen tijdens de de naziperiode onderzochten, is dit onderwerp – dat lange tijd taboe was – nog steeds onbekend bij het grote publiek. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen weinig homoseksuele mannen en vrouwen naar buiten met hun verhaal. In Duitsland bleef na 1945 paragraaf 175 van het strafwetboek, dat seksuele omgang tussen mannen strafbaar maakte, van kracht en werd homo’s de status van slachtoffer ontzegd.
Door de opkomst van de homo- en lesbische bewegingen in de jaren 70 kreeg dit hoofdstuk van de geschiedenis meer en meer aandacht en kwamen vele vragen naar boven. Waaruit bestond de vervolging? Hoeveel mensen werden hierdoor geraakt? Waren alle homoseksuelen een doelwit? Wat was het lot van lesbiennes? Welke gebieden werden het hardst getroffen? Hoe kunnen we de nagedachtenis van de slachtoffers eren?
In het begin van de 20ste eeuw kwamen homoseksuele subculturen tot bloei in de grote Europese hoofdsteden (zoals Berlijn en Parijs) en de eerste activistische bewegingen kwamen op. Toch bleven homofobe vooroordelen, in het bijzonder in de religieuze en medisch instellingen, diepgeworteld. Vele landen criminaliseerden mannelijke – maar zelden vrouwelijke- homoseksualiteit. De nazi-ideologie wortelde zich in deze vruchtbare bodem en deze werd op haar beurt geïmplementeerd in een groeiend radicaal en repressief systeem dat elke hoek van de maatschappij bereikte.
Homo’s en lesbiennes kenden uiteenlopende lotsbestemmingen. Sommigen kozen voor een leven in ballingschap, anderen leidden een dubbelleven. In Duitsland werden door het regime bijna 100.000 homoseksuelen geregistreerd, van wie 50.000 een veroordeling opliepen. Tussen 5.000 en 15.000 homoseksuelen belandden in een concentratiekamp, waar het merendeel om het leven kwam. Hun lot verschilde echter aanzienlijk van kamp tot kamp en naargelang de datum van hun internering.
Lesbiennes bleven op juridisch vlak buiten schot, behalve in bepaalde regio’s. Zo werden in Oostenrijk een aantal lesbiennes als ‘asocialen’ of ‘communistes’ gedeporteerd. Paragraaf 175 gold enkel voor Duitsers en personen die in geannexeerde gebieden leefden, zoals in Elzas-Moezel. Het lot van homo’s in landen die bondgenoten waren van Duitsland, zoals Italië of die bezet werden, verschilde sterk.
Talrijke levensverhalen komen aan bod en zullen dit donkere hoofdstuk in al zijn complexiteit toelichten. Homoseksuele mannen en vrouwen waren immers ook Jood, zaten in het verzet, of sympathiseerden zelfs met de nazi’s. Eén luik is gewijd aan het trage proces van erkenning: van de eerste herdenkingsmonumenten in de jaren 80 tot institutionele maatregelen, die een proces van rehabilitatie en compensatie in beweging zetten.
"Het is een plicht om het lot van homoseksuelen en lesbiennes in nazi-Europa te herinneren, wat lang onzichtbaar is gemaakt. Met de hulp van verschillende originele documenten focust de expo op hun benarde situatie tijdens het naziregime, van stigmatisatie tot vervolging en vervolgens op de strijd voor erkenning." Florence Tamagne, wetenschappelijk curator van de tentoonstelling, docent hedendaagse geschiedenis aan de Université de Lille, specialist in de geschiedenis van de homoseksualiteit