De korte kunstenaarsloopbaan - ongeveer 15 jaar - van Willem Vogels valt bijna helemaal samen met de opkomst en het bloeitijdperk van het impressionisme in België waarvan de allereerste verschijnselen te bespeuren vallen in het werk van Hippolyte Boulenger (1837 - 1874), Louis Artan (1837 - 1890) en Jan Stobbaerts (1838-1914). Doch daar waar laatsgenoemden slechts ten dele ontkwamen aan de greep van het in hun tijd overheersende realisme, slaagde Vogels - samen met zijn tijdgenoot James Ensor - daar ten volle in.
Waarin bestond het impressionisme? Het was in de eerste plaats een felle reactie tegen het realisme en vooral tegen de heerschappij van het 'onderwerp' die tot verstrakking leidde. De impressionisten trachtten de natuur opnieuw te ontdekken, er een nauwer en directer contact mee te hebben, het beweeglijke en het veranderlijke ervan vast te leggen, er als het ware een 'momentopname' van te maken. Hiertoe namen zij hun toevlucht tot een helder palet, tot een minder gebonden schilderwijze, tot een rijkere schakering en terzelfder tijd grotere autonomie van de kleuren.
Eigenlijk ontstond het impressionisme in Frankrijk. Het woord werd voor het eerst gebruikt te Parijs in 1874, door een kunstcriticus die, staande voor het schilderij van Claude Monet getiteld 'Impressie, opgaande zon' er de draak wilde mee steken.
De aanhangers van deze nieuwe richting (Monet, Renoir, Pissaro, Sisley enz.) lieten niet na de nadruk te leggen op het 'wetenschappelijk' karakter van hun stijl. Zij waren er van overtuigd dat zij de uitvinders waren van een nieuwe schilderscode berustend op een louter optische gewaarwording. Enkele jaren later, omstreeks 1884, drijft de obsessie om het licht te schilderen een groep Franse schilders nog verder. Zij schrokken er niet voor terug de kleur volledig te analyseren d.w.z. de kleuren van het spectrum naast elkaar te plaatsen, verdeeld in ontelbare puntjes en stipjes, opdat de kleurmenging als vanzelf en onmiddellijk in het oog van de toeschouwer zou gebeuren, om de illusie van het licht zo dicht mogelijk te benaderen. Men noemde ze de neo-impressionisten of pointillisten en tot de bijzonderste vertegenwoordigers van deze groep behoorden Seurat, Signac en Cross.
Deze korte uitweiding nopens het Franse impressionisme leek ons noodzakelijk omdat juist in die jaren nauwe culturele contacten werden gelegd tussen Franse en Belgische kunstenaars. De kring der XX — Les vingt — (waarvan Willem Vogels één van de medestichters was) alsook deze van de 'Libre Esthétique' organiseerden jaarlijks tentoonstellingen waar men de voorlopers van het impressionisme uit beide landen keer op keer naast elkaar kon zien hangen. En het kon bijna niet anders of deze buurschap zou voor sommige Belgische schilders minder gunstig uitvallen. Velen inderdaad werden zo fel beïnvloed door de Franse meesters dat zij er een groot stuk van hun persoonlijkheid, eigengeaardheid en bezieling bij inschoten. Zo komt het dat het impressionisme in ons land een sterk hybridisch karakter vertoont: eensdeels het importprodukt (bv. Emile Claus en Theo van Rysselberghe), anderdeels het impressionisme dat door en door van eigen bodem is gebleven en eerder een voortzetting was van een bestaande Vlaamse traditie zoals o.m. het geval is met Willem Vogels.
De schilderkunst heeft zich vrij laat aan Willem Vogels geopenbaard. Hij was over de veertig toen hij voor het eerst tentoonstelde. In zijn jeugd had hij een firma van decoratie- en schilderwerk opgericht waar hij zelf actief in optrad. Na wat geld verzameld te hebben trok hij zich uit de zaken terug en wijdde zich uitsluitend aan de creatieve schilderkunst. Zonder enige invloed van buiten ondergaan te hebben - hij studeerde niet aan een academie en een leermeester heeft hij nooit gehad - ontpopte hij zich van meet af aan als een buitengewoon begaafd schilder. Hij voelde zich bij voorkeur aangetrokken door het druilerig weer, de terneerdrukkende regen, die in de mist verzwindende vergezichten, de drassige wegen in de Brusselse randgemeenten, de zompige velden en weilanden. Bij het aanschouwen van die werken voelen wij ons letterlijk 'verregend', is het alsof wij door de modder ploeteren ('Een Hondenweer' Museum Brussel), zien wij het water van de afgeschilferde gevels neersijpelen en horen wij het gemurmel in de riolen ('Regenachtige morgen te Elsene' Museum Brussel). Men heeft het hem trouwens vaak verweten alsof men vergat dat wij voor een groot gedeelte van het jaar met dit klimaat gezegend zijn.