Wanneer U naar deze Kruisiging kijkt dan wordt U waarschijnlijk onmiddellijk getroffen door de abnormale verhouding tussen de drie kruisen die hoog oprijzen boven het landschap en de massa mensen die zich rond de plaats van de kruisiging beweegt. De schilder heeft als het ware dit panneel in twee delen opgevat: boven Christus en de twee moordenaars die samen ter dood gebracht werden, beneden de menigte toeschouwers die druk het gebeurde commentarieert.
De hemel is donkerblauw, zwaarbewolkt zoals aangegeven wordt in de evangelies van Mattheüs, Marcus, en Lucas: ... en er kwam duisternis over heel het land. Tegen die dreigende hemel, in het centrum, het ganse paneel beheersend, ziet men het dode lichaam van Christus aan het kruis. Die voorstelling van de dode Christus, met gesloten ogen, de wonde van de lanssteek vertonend, zoals op dit paneel, lijkt ons volkomen normaal; toch heeft dit niet altijd bestaan. Tot het midden van de elfde eeuw heeft men Christus steeds levend voorgesteld op het kruis met de ogen open triomferend over de dood. Pas later durfde men het aan Hem dood uit te beelden en die verandering ging samen met een diepe wijziging in de religieuze sensibiliteit, wijziging die steeds zou toenemen op het einde van de middeleeuwen: het goddelijke werd dichter bij de mensen gebracht, men wilde de gelovigen ontroeren met het vertonen van Christus' lijden. In de eerste jaargang van Openbaar Kunstbezit werd een zeer vroeg voorbeeld van een dode Christusfiguur voorgesteld, namelijk het triomfkruis in de O.L.Vrouw-basiliek te Tongeren.
De twee boosdoeners die samen met Christus gekruisigd werden zijn niet aan hun kruis genageld, maar met koorden vastgebonden. Gewoonlijk plaatsten de schilders op symbolische wijze de goede moordenaar aan de rechterzijde van Jezus en de slechte aan zijn linkerzijde zoals ook de personages aan de voet van het kruis meestal in twee groepen ingedeeld worden: aan de rechterzijde de rechtvaardigen, aan de linkerzijde de bozen en de onverschilligen. Hier echter heeft de schilder blijkbaar de twee boosdoeners van plaats verwisseld, daar de krampachtige houding van de moordenaar aan Jezus rechterzijde en ook de blinddoek die hij draagt, in het algemeen karakteristiek zijn voor de boze moordenaar.
Maar wie zijn die mensen aan de voet van het kruis? Al die personages in prachtige kleren gehuld, die elegante dames, die mooi uitgedoste heren, die eerder op een mondaine bijeenkomst horen dan bij een kruisiging? Op het einde van de middeleeuwen was het de gewoonte geworden, naast Maria en Johannes, nog tal van personages op een kruisiging voor te stellen, omdat ze als figuranten het tafereel kleur bijbrachten.
Voor het volk van de middeleeuwen was een terechtstelling een schouwspel dat evenveel nieuwsgierigen aantrok als de intrede van een vorst; zo kwamen de schilders ertoe de Kruisiging, evenals bijvoorbeeld de stoet van de drie Koningen te laten uitgroeien tot een groots spektakel. In de groep vrouwen links herkennen we Maria die in bezwijming valt en ondersteund wordt door twee vrouwen, terwijl Maria Magdalena vol meewarigheid de handen omhoog heft; Johannes staat er hulpeloos en diep bewogen bij. Een groepje vrouwen kijkt ontroerd toe en nog wat meer naar achter staan twee vrouwen met elkaar te praten. Het is alsof al die personages met hun verfijnd handenspel, hun precieuze houding, hun smart meer acteren dan dat zij er werkelijk onder gebukt gaan. Ook in de mannengroep rechts wordt men eerst en vooral getroffen door de pralerige kleding van de ruiters, de trotse allure van de paarden. De twee ruiters vlak bij het kruis schijnen schriftgeleerden, misschien hogepriesters die hun commentaar geven bij Jezus' dood. Naast hen rijden twee ruiters weg; de ene houdt een lans in de hand en stelt waarschijnlijk de Romeinse honderdman voor die Jezus de lanssteek gaf. Achteraan ziet men nog een groep van vijf ruiters in gesprek.
Het gebeuren is gesitueerd in een golvend landschap waarin men in het klein verschillende scènes herkent die de kruisiging voorafgingen. Men ziet een omwalde stad met burchten en torens, Jeruzalem voorstellend; microscopisch klein herkent men de witte gestalte van Christus door Pilatus voor het Joodse volk gebracht.
Vervolgens ziet men Christus die zijn kruis draagt voorafgegaan door twee ruiters, en, dichterbij de Calvarieberg, drie beulen die de terechtstelling komen voorbereiden. Zo worden verschillende handelingen, die achtereenvolgens in de tijd plaats hebben gehad, hier te samen op hetzelfde paneel voorgesteld. Deze eigenaardigheid kan men heel de vijftiende eeuw door en ook nog in een groot gedeelte van de zestiende eeuw opmerken bij onze schilders.
Dit paneel is het middenluik van een triptiek die oorspronkelijk een kapel in de kooromgang van de St. Baafskatedraal versierde. Die kapel werd in 1462 gesticht door Laurens de Maech, secretaris en nadien raadsheer van Hertog Filips de Goede, en door zijn echtgenote Louisa van Hove. Daaruit mag men besluiten dat ook door hen de triptiek besteld werd, te meer dat de H. Laurentius en de H. Lodewijk, patronen van de stichters, op de buitenzijden van de zijluiken voorgesteld worden. Daar Laurens de Maech overleden is in 1496 mag men aannemen dat de triptiek moet geschilderd zijn tussen 1462 en 1496.