In 1968 slaagden de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel erin, op een openbare veiling te Londen, een merkwaardig paneeltje aan te kopen, dat op gelukkige wijze het ensemble der laat-15de-eeuwse Brusselse schilderkunst kwam aanvullen. Deze aanwinst was des te belangrijker en hield ook op kunsthistorisch gebied een ontdekking in, daar het schilderijtje tot op dat ogenblik onbekend was gebleven, ondanks het feit dat het œuvre van de Meester van Sint-Goedele tamelijk goed beschreven en bestudeerd is geworden en niettegenstaande het werkje zich destijds in een Brusselse verzameling bevond.
Na Rogier Van der Weyden die te Brussel schilderde en er in 1464 overleed, werkten aldaar, in zijn vaarwater, een aantal kunstenaars die meestal onbekend zijn gebleven en onder noodnamen tot ons zijn gekomen. De belangrijkste heten: de Meester van de Catharina-legende, de Meester van de Barbara-legende en de Meester van Sint-Goedele. Deze laatste kreeg zijn noodnaam van Max Friedländer op grond van de aanwezigheid van de Brusselse Sint-Goedelekerk op het schilderij 'De prediking', bewaard in het Louvre te Parijs. Deze schilder was meer dan waarschijnlijk te Brussel bedrijvig in de jaren 1470-1490 en tot nog toe zijn een vijfentwintigtal werken op zijn naam geplaatst.
In tegenstelling met de andere meesters die nog min of meer direct in de lijn van Van der Weyden blijven werken en die zich moeilijk van deze traditie zullen ontdoen, schildert de Meester van Sint-Goedele met een opvallende onafhankelijkheid. Van al de toenmalige schilders te Brussel heeft hij de meest eigen en persoonlijke stijl bezeten. Met uitzondering van twee portretten - bestemd voor een kerk - zijn al zijn overige bekende schilderijen van godsdienstige aard. Hieronder bevinden zich twee voorstellingen van 'Het huwelijk van O.-L.-Vrouw'. Het ene wordt bewaard in het Bisschoppelijk Museum te Haarlem (inv. BM 6343 - Eik, 56 x 42 cm), het andere, dat hier besproken wordt, in het Museum te Brussel.