Na de tweede wereldoorlog breekt de abstracte stroming, die reeds lang als een stille getuige in de plastische kunsten aanwezig was, onweerstaanbaar door. Uit de generatie van kunstenaars die omstreeks 1945 nieuwe waarden en een andere esthetica nastreven, groeien de namen van hen die richting zullen geven aan een geheel nieuwe abstracte strekking : Bazaine, Hartung, Nay, Vasarely... Ook in België komt een nieuwe kern tot stand en enkele figuren zullen in dat hernieuwingsproces steeds weer genoemd worden : Anne Bonnet, Louis Van Lint, Mare Mendelson. Ook Gaston Bertrand behoort bij de groep. Hij neemt deel aan hun manifestaties, tentoonstellingen en reizen : samen met hen spant hij zich in om een wending te geven aan vastgeankerde nationaal-traditionele begrippen die dreigen de Belgische kunst in een somber versteend expressionisme te verdringen. Maar Bertrand is geen strijdersnatuur. Zijn figuur en zijn werk zijn bescheiden, zijn houding meestal terughoudend, waardoor hij een uitzonderlijk zelfstandige positie verovert, maar waardoor hij ook als mens en kunstenaar moeilijk te benaderen is. Hierin ligt meteen de verklaring van zijn langzame ontplooiing en de late waardering die hem vanwege onze trage en tendentieuze kritiek te beurt valt.
Gaston Bertrand is stilte, ernst en gevoeligheid. Zeker hebben bepaalde levensomstandigheden zijn voorbeschiktheid tot het beschouwende en het zuiver poëtische versterkt en ontwikkeld. Maar los van iedere gebeurtenis is en blijft hij een integraal kunstenaar, een van de weinigen voor wie het voorgestelde niet het essentiële is, maar die trachten door te dringen tot dat geheime punt waar vorm en inhoud samenvloeien in een enkel tijdloos beeld, dat het verband legt tussen de buitenwereld en een innerlijke authenticiteit.
Geboren op 2 september 1910 te Wonck in Limburg, kent hij een gelukkige jeugd te midden van de natuur. Maar de dood van zijn vader, Bertrand is dan tien jaar oud, betekent meteen het einde van de zorgeloze kinderjaren. Na enkele jaren de Grieks-Latijnse humaniora te hebben gevolgd aan het college te Kuregem, moet hij zijn studies onderbreken om voor het onderhoud van zijn familie te zorgen. Hij oefent achtereenvolgens verschillende beroepen uit maar volgt tegelijkertijd, van 1927 tot 1931, 's avonds de tekenlessen aan de Sint-Lukasschool te Brussel. In 1933 vindt men hem aan de Brusselse academie, vervolgens aan de academie van St.-Joost-ten-Node, waar hij vriendschap sluit met Louis Van Lint en Anne Bonnet. Te St.-Joost-ten-Node ontstaat een levendige kern van jonge kunstenaars die zeer actief zijn. Zij richten kunstkringen op, organiseren manifestaties en tentoonstellingen. Een van de groepen die aldus ontstaan is de 'Jonge Belgische schilderkunst' (1945), aan wier werking Bertrand actief heeft deelgenomen.