De heilige beschermt hier een dame, die zij met de rechterhand aanwijst. Blijkbaar was het de bedoeling de twee deugdzame vrouwen te tonen in de afzondering van een eenvoudige nonnencel. Links geeft de kamer uit op het kloosterbeluik, met een poortgebouw, waarlangs men de landerijen bereikt. Rechts de celdeur en een stenen bidbank, met een draperie en een gebedenboek op een kussen. De dame draagt een prachtig brokaten kleed uit gouddraad op blauwe zijde, driehoekig decolleté met bont, een hoge brede gordel en een tot twee vleugels gesteven linnen hoofddeksel. Zij draagt een dubbele halsketting. Dit vrouwenkleed behoorde tot de mode aan het Bourgondisch hof, na 1450. Het laat toe het paneel vrij nauwkeurig te dagtekenen : omstreeks 1455 - 1460.
Dergelijke taferelen, met een biddende schenker of schenkster komen veelvoudig voor in de Vlaamse schilderkunst van de 15e eeuw. Gewoonlijk maken zulke panelen de deur of het zijluik uit van een triptiek. Men kan zich het oorspronkelijk drieluik, waartoe deze linkerdeur behoorde, bijvoorbeeld indenken als het beroemd drieluikje van Jan van Eyck, dat bewaard wordt te Dresden, te weten de Madonna, met links een ongehuwde schenker en zijn patroonheilige Michael, en rechts de H. Catharina.
Hiermede zijn wellicht de meeste elementen aangehaald die zouden toelaten de meester op te sporen die het werk penseelde en misschien ook de dame te vereenzelvigen die hier is geportretteerd. Het schilderij was twee jaar geleden onbekend. Deskundigen die het sedertdien hebben bestudeerd en de talrijke kunstkenners die het werk aanschouwden, kwamen allen tot de bevinding dat het bij geen andere meester of school kan terecht gebracht worden dan bij Petrus Christus, de Brugse meester die het dichtst de kunst van Jan van Eyck benaderde.
Petrus Christus is te Baarle geboren, een plaats tussen Tilburg en Turnhout, ofwel, volgens andere auteurs, te Baarle bij Gent. Zijn geboortedatum is onbekend, maar men weet dat hij te Brugge in 1444 het meesterschap verwierf, d.i. drie jaar na de dood van Jan van Eyck. De leertijd in het ambacht, als leerling bij een vrijmeester, bedroeg toen ten minste twee jaar, zodat het niet onmogelijk geacht wordt dat Petrus Christus nog in het atelier van Jan van Eyck heeft gewerkt. In ieder geval heeft de stijl van van Eyck het werk van Petrus Christus zeer sterk beïnvloed. Het oeuvre van Petrus Christus kent men betrekkelijk goed, niet alleen omdat zijn kunst zeer persoonlijk is, maar ook omdat hij een aantal van zijn schilderijen heeft ondertekend.
De soberheid en de eenvoud zijn eigenschappen van Petrus Christus' stijl. In tegenstelling met Jan van Eyck schenkt Christus weinig aandacht aan de bijzonderheden. Zeker, het interieur, hier een simpele kloosterkamer, paste bij de voorstelling van de heilige Elisabeth en van de beschermde weduwe. De kaalheid en de armoede kunnen opzettelijk door de schilder of zijn opdrachtgever zijn verkozen. Doch ook de andere interieurs die Christus schilderde, vertonen dezelfde onversierde vlakke wanden van een rustige, ietwat archaïserende architectuur, nog Romaans in de vormgeving. Opvallend voor Christus' manier zijn de vertikale banden die de muurdikte aangeven en de krachtige wisselwerking van licht en schaduw. En wat nog meer opvalt in de kunst van Petrus Christus zijn de tegenstellingen tussen de rustige omgeving en een paar schitterende voorwerpen. Hier, in deze eentonige stille sfeer, fonkelt de driedubbele kroon van de heilige Elisabeth, een kunstgewrocht van in goud gedreven siermotieven en edelstenen.
Bij Petrus Christus zijn de koppen van de personages bolvormig, 'als het ware op de bank gedraaid' schreef Georges Marlier in zijn expertise van het paneel. Deze vormgeving bestond in de grond reeds bij van Eyck, doch nog nadrukkelijker wist Petrus Christus de ronding of de derde dimensie uit te beelden. Een ander kenmerk is ook het landschap, met zijn dunne bomen en mager gebladerte. Alle elementen wijzen dus op Petrus Christus, ook de technische karakteristieken - onder meer de zeer regelmatige en fijne craquelure - en niet het minst, om het Marlier na te zeggen, het schilderij als geheel, in zijn geestessfeer.