Op 13 augustus 1506 schreef Giovanni Balducci aan Michelangelo o.m. het volgende : 'Ik vermoed dat Francesco de Pugliese een gelegenheid zal hebben om het [beeld] naar Viareggio te zenden en van Viareggio naar Vlaanderen... En wanneer gij met hem zult overeengekomen zijn, zendt het dan naar Vlaanderen, namelijk naar Brugge, aan de firma Jan en Alexander Mouscron en Co, als hun bezit'. Het beeld dat hier bedoeld wordt is de witmarmeren Madonna van Michelangelo in de O.-L.-Vrouwkerk te Brugge.
Uit die brief vernemen wij ook voor wie het beeld bestemd was, voor Jan en Alexander Mouscron, Brugse kooplieden die handel dreven in Engelse lakens, en wier firma ook in Florence en Rome filialen bezat. Het is niet bekend of zij aan Michelangelo de opdracht gaven tot het maken van het werk, dan wel of zij het kochten nadat ze het, al dan niet voltooid, in het atelier van de kunstenaar hadden gezien. Wèl is het bekend dat de andere beelden, die Michelangelo omstreeks dezelfde tijd maakte, ingevolge opdrachten ontstonden en misschien mag dit ook van deze sculptuur worden verondersteld. Hoe dan ook, de Mouscrons mogen tot de eersten worden gerekend, die het risico namen om een werk van de jonge Michelangelo te verwerven. Deze had weliswaar reeds enkele belangrijke beelden vervaardigd, maar degene die voor goed zijn faam zouden vestigen had hij toen nog niet uitgevoerd. Nadat het beeld in Brugge was toegekomen, liet Alexander Mouscron er speciaal een altaar voor oprichten in de O.-L.-Vrouwkerk, waarop het, boven 'eene somptueuse tabernakele', werd geplaatst.
Nagenoeg alle deskundigen nemen thans aan, op grond van getekende voorstudies, dat het beeld in de jaren 1503-1504 door Michelangelo werd ontworpen, en in 1504-1505 in wit marmer werd uitgevoerd. Toen hij met het werk begon had de kunstenaar dus amper de leeftijd van ongeveer 28 jaar bereikt.