De tentoonstelling Vermeer in het Rijksmuseum opende op 12 februari en twee dagen later waren alle tickets (ruim 300.000) al de deur uit. Velen zullen deze unieke expo moeten missen. Gelukkig is er het vuistdikke boek bij de tentoonstelling dat veel goed kan maken.

In de aanloop naar de tentoonstelling is door een internationaal team van Vermeer-kenners uitgebreid onderzoek verricht naar het leven en het kunstenaarschap van de zeventiende-eeuwse schilder. Dat heeft nieuwe inzichten opgeleverd over zijn maatschappelijke positie en geloofsleven, en vooral ook over zijn techniek en de invloed van zijn omgeving op zijn schilderkunst. Het onderzoeksteam stond onder leiding van Pieter Roelofs en Gregor J.M. Weber, respectievelijk hoofd schilder- en beeldhouwkunst en hoofd beeldende kunst van het Rijksmuseum. Beiden zijn de conservatoren van de tentoonstelling en coördineerden de redactie van het boek.

Vermeer

Pieter Roelofs en Gregor J.M. Weber (red.) Vermeer 320 blz., rijkelijk geïllustreerd Hardcover, 26,5 x 21,5 cm ISBN 978 94 6466 617 5 Uitg. Rijksmuseum en Hannibal

Dat opent met een overzicht van de 37 schilderijen die aan Johannes Vermeer zijn toegeschreven. De werken zijn afgebeeld op tien procent van hun ware grootte. Het illustreert Vermeers ontwikkeling van grote historiestukken die dateren van kort na 1635, via de overgang naar kleinere voorstellingen van alledaagse scènes, tot de latere allegorieën, met weer een groter formaat.

In het eerste hoofdstuk ontrafelt Pieter Roelofs het mysterie dat Vermeer altijd is geweest omdat er geen persoonlijke geschriften van de Delftse meester te vinden zijn. Aan de hand van andere zeventiende-eeuwse bronnen bespreekt Roelofs het leven van Vermeer, volgt de chronologische ontwikkeling van zijn oeuvre en kijkt naar zijn groeiende faam als kunstenaar door de eeuwen heen. Dan leidt Roelofs ons rond in het huis van Vermeer aan de Delftse Oude Langendijk, zoals het was ten tijde van het overlijden van de kunstenaar in 1675. De gids is de boedelinventaris die een notarisklerk opgesteld heeft. Vermeer liet zijn weduwe achter met tien inwonende kinderen en een berg schulden. Een faillissement dreigde en op vraag van de schuldeisers maakte de klerk een lijst van de volledige inboedel. Hij doorliep het hele huis, van ‘Int voorhuijs’ tot ‘Boven opde solder’. Dit hoofdstuk is mooi geïllustreerd met details uit schilderijen van Vermeer.

Dan neemt Gregor J.M. Weber de pen over om Vermeers picturale wereld uit de doeken te doen. Weber ontleedt haarfijn hoe de illusionistische beeldwereld van Vermeer ontstaat uit een samenspel van verschillende nauwkeurig op elkaar afgestemde componenten: de verstilling van zijn figuren, de perfecte beheersing van het perspectief en de nauwkeurige observatie van optische effecten, zoals scherpte en onscherpte in de voorstelling. Niet alleen beheerste Vermeer al deze aspecten tot in de perfectie, hij had eveneens een groot gevoel voor compositie. Ook dit deel is schitterend tot in de kleinste details geïllustreerd.

Vermeer

In kortere hoofstukken, geschreven door de diverse specialisten van het onderzoeksteam, doorloopt het boek vervolgens het hele oeuvre van Vermeer. We bekijken eerst vier van zijn vroege, minder bekende, schilderijen. Het zijn grote figuurstukken die sterk in contrast staan met de wereldvermaarde late werken. Daarna trekken we de stad in om stil te staan bij de twee enige schilderijen van Vermeer met voorstellingen buitenshuis: Gezicht op huizen in Delft (beter bekend als Het straatje) en Gezicht op Delft. We keren terug binnenshuis in de eerste interieurs van Vermeer om dan in aparte stukjes dieper in te gaan op vaak voorkomende elementen: vensters, modieuze ‘jonkers en juffers’, muziekspelende vrouwen en brieven. Allemaal zijn het bruggen tussen de wereld binnen en buiten, een doordachte manier om de buitenwereld subtiel aanwezig te maken en zo de veilige wereld binnenshuis te benadrukken.

Bijzonder boeiend is het hoofdstuk waarin Vermeers afwegingen bij de ontwikkeling van nieuwe varianten van interieurvoorstellingen stap voor stap gevolgd worden. Even interessant is wat volgt: hoe Vermeer in Het melkmeisje een schilderkunstige vorm heeft gevonden om een overtuigende weergave van ruimte en licht en de focus op een vrouwenfiguur te laten samenkomen in een verstilde en geconcentreerde handeling. En hoe Vermeer daarover is blijven nadenken om nog dichter op de huid van een persoon in de privésfeer te kruipen, om haar te tonen op een moment van opperste introversie. Voorbeelden zijn Brieflezende vrouw en De kantwerkster.

Vermeer

Daarnaast besteedt het boek aandacht aan Vermeers tronies, zijn afbeeldingen van wetenschappers, en aan een kleine groep schilderijen uit de periode 1662-1664. Die laatste, waaronder Vrouw met de parelsnoer, tonen vrouwen, staande aan een tafel, die in zichzelf gekeerd zijn. Vermeer had zich verdiept in de katholieke devotionele literatuur en introduceerde in deze schilderijen een element dat het beste omschreven kan worden als een meditatieve houding. Als afsluiter is er nog De schilderkunst, een demonstratiestuk dat tot aan de dood van Vermeer in zijn atelier is gebleven. Het is een ambitieus schilderij. Uit alles, van de compositie tot de schildertechnische uitvoering, spreekt Vermeers meesterschap.

Met dit boek komen we een heel stuk dichter bij Johannes Vermeer en zijn intieme, introverte werken, die tot de mooiste binnen de schilderkunst mogen gerekend worden.