In 2025 viert het Middelheimmuseum zijn 75-jarig bestaan en in aanloop daarvan lichten Sara Weyns (directeur) en Veerle Meul (hoofd collecties) alvast een tipje van de sluier op: een nieuw bezoekerspaviljoen en een andere collectie-opstelling waarin de achttien beeldhouwwerken die eind 2022 opgenomen werden in de Topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap een belangrijke rol spelen.
Middelheimmuseum - Topstukken in het groen
Unieke plek
Wie in het Middelheimmuseum rondwandelt, beseft wellicht niet hoe uniek deze plek is waar kunst en natuur in volmaakte synergie samenvloeien. Als kleine jongen kwam ik hier vaak met mijn ouders en wellicht plantten ze hier onbewust het kunstzaadje dat nog steeds verder groeit. Wanneer ik er nu rondwandel, zie ik opnieuw ouders met kinderen, kuierend tussen meer dan een eeuw beeldende kunst.
Het lijkt wel alsof de tijd is blijven stilstaan, maar niets is minder waar. Achter de schermen gonst het van de bedrijvigheid. Eind vorig jaar werden achttien werken uit de collectie toegevoegd aan de Vlaamse Topstukkenlijst, wat het totaal voor het Middelheim nu op vijfentwintig brengt. Voeg daar de recente aankopen, bruiklenen en schenkingen aan toe en je beseft het belang van een goede collectie-opstelling waar zowel een eerste bezoeker als terugkerende kunstkenner hun gading vinden. “Vroeger was de beslissing heel gemakkelijk,” verklaart Sara Weyns. “Wat buiten kon staan, stelde men op. De groeiende collectie zorgde ervoor dat de samenhang niet altijd duidelijk was tussen de beelden. Daar brengen we dit jaar verandering in. In het openluchtdepot dat we momenteel uitwerken, brengen we meer dan honderd werken uit de huidige opstelling samen. We werken op dit moment de selectie voor de opstelling in het park en het collectiepaviljoen af, maar het is vanzelfsprekend dat er zeker topstukken zullen toegevoegd worden. Om je een beeld te geven van de omvang van onze plannen: we rekenen op meer dan 300 verplaatsingen en 80 restauraties.”
Van 7 naar 25 topstukken
Het kan een quizvraag zijn: noem drie oorspronkelijke topstukken in het Middelheimmuseum. Wellicht zullen Het Zotte Geweld (1912) van Rik Wouters, Koning en koningin (1952-1953) van Henry Moore of De hond (1958) van Alexander Calder de revue passeren.
In ieder geval bleek de naoorlogse en avant-garde beeldhouwkunst ondervertegenwoordigd in de Topstukkenlijst. Met de uitbreiding met achttien werken, mooi verdeeld over negen uit de periode 1914-1945 en negen uit de periode 1945-1968, wordt dit manco rechtgezet.
Elk van de werken toelichten zou ons te ver leiden, daarom dat ik het me gepermitteerd heb om mijn persoonlijke selectie te maken.
Twee keer Aristide Maillol
De rivier (1939-1943) maakt dat Aristide Maillol (1861-1944) de enige kunstenaar is die momenteel twee topstukken in het Middelheimmuseum heeft. In 2007 werd zijn beeld De Middellandse Zee (1902-1905) al beschermd. De eerste versie van het beeld, dat toen nog de naam Gezeten Vrouw (1902) droeg, was voor Maillol niet voldoende omdat het niet meer deed dan de realiteit weergeven. Hij vereenvoudigde de omtrekken en de compositie kreeg een kubistisch tintje. De verstilde compositie kan geen groter verschil vormen met de stormachtige passie van De Rivier, het ‘nieuwe’ topstuk.
Dit werk kent een niet alledaags ontstaan. In 1940 is Maillol al twee jaar bezig aan De berg een beeld ter nagedachtenis aan de Franse schrijver en politicus Henri Barbusse (1873-1935). Plots blijkt dat de centen voor het werk op zijn. Maillol vraagt de rechten op zijn beeld terug en verzaagt het tot De rivier, de naam die hij pas in 1943 aan het werk zal geven na een bezoek aan het park van Versailles waar hij onder de indruk raakte van de beelden aan de fonteinen. Als een van de laatste werken van Maillol kent het niet de typische rustige en evenwichtige stijl die zijn vroegere werk kenmerken. De opgerichte armen en de gedraaide houding suggereren een krachtige rivier die het beeld bijna van zijn sokkel spoelt.
De unieke werken van Arturo Martini
De reeks van vijf sculpturen van Arturo Martini (1889-1947) uit de vroege jaren 1930 is een verborgen parel in de Middelheimcollectie die door opname in de Topstukkenlijst de erkenning krijgt die het verdient. De reeks vormt niet alleen het grootste ensemble van de kunstenaar buiten Italië, maar behoort volgens experten tot het hoogtepunt van zijn oeuvre.
Bovendien zijn Donna al sole (zonnende vrouw), Gare invernali (wintersport), La lupa (de wolvin) en Chiaro di luna (maneschijn) unieke werken in terracotta. Alleen van La nena (het meisje) bestaan meerdere exemplaren. Terwijl in de jaren dertig van de vorige eeuw beeldhouwers zich vaak lieten leiden door antieke beeldhouwkunst, vertaalt Martini zijn belangstelling voor Etruskische kunst in een eigen primitieve beeldtaal die prima past bij de alledaagse personages en dito houdingen. Martini zelf noemt deze periode zijn lyrische jaren (‘anni di canto’). Wie het werk Chiaro di luna bekijkt, begrijpt onmiddellijk wat de kunstenaar bedoelt. Twee vrouwenfiguren staren naar de hemel, het zijn universele stijlfiguren waarbij Martini een perfecte balans weet te bereiken tussen de beweeglijkheid van de lichamen en het statische van de balustrade. Geen wonder dat dit werk een succes was op de
Biënnale van Venetië in 1932. Het contrast met La lupa kan niet groter zijn. Mijn eerste gedachte bij het zien van dit beeld deed me afdwalen naar Rudyard Kipling en plots liep ik als kind weer door het park met een kinderversie van Jungle Book in mijn handen, denkende dat ik Mowgli was, ik de wereld aankon (zolang mijn ouders maar in de buurt waren). Martini baseerde zich niet op Kipling maar wel op een andere schrijver, Giovanni Verga, die in zijn novelle La lupa het roofdier in een menselijke gedaante goot. Martini nam dit thema over, maar zijn eigen beeldtaal indachtig, creëerde hij een link naar de Egyptische beeldtraditie. Houding is voor Martini belangrijk en omschrijft het zelf als volgt: “De natuurlijke vorm van de mens is een kind dat op vier benen loopt. De mens die staat is een verovering en een wandelende mens stoort me.” Volgens de kunstenaar zijn staande mensen nooit lyrisch en in balans. Bij La Lupa is de balans echter ook zoek. Een pijl doorboort haar rug. Ze schreeuwt het uit in een vitalistische mengeling van genot en pijn, eros en thanatos.
Soto, met dank aan het personeel van het museum
Uit de periode 1945-1968 is Dubbele progressie in groen en wit (1969) van de Venezolaanse schilder en beeldhouwer Jesús Rafael Soto (1923-2005) een verrassende nieuwkomer binnen de topstukken. Het werk waarnaar we in familiekring altijd teder-lachend verwezen als de ‘satéstokjes van Cercle Brugge’ wordt momenteel gerestaureerd en zal net als tachtig procent van de sculpturen binnenkort een nieuwe plek krijgen. Toen Soto het werk in 1969 in situ realiseerde ter gelegenheid van de tiende Middelheimbiënnale, was hij al lang geen onbekende meer voor het Belgische publiek dat reeds met hem kennis kon maken tijdens Expo 58. Voor het Middelheimmuseum stak Soto ijzeren staven van verschillende lengte in twee betonnen platen en schiep zo de illusie van twee bossen van staal, een groen en een wit. Telkens de toeschouwer beweegt, verandert de lichtinval waardoor het lijkt dat het bos vibreert. Een leuke anekdote is dat het werk niet alleen artistiek uitzonderlijk is, maar tegelijk ook een belangrijk historisch document omdat het ter plekke werd uitgevoerd door personeel van het Middelheimmuseum.
Een fascinatie voor kardinalen
De Italiaanse kunstenaar Giacomo Manzù (1908-1991) had een fascinatie voor kardinalen en de aankoopcommissie van het Middelheimmuseum en Antwerpse burgemeester annex kunstliefhebber Lode Craeybeckx waren gefascineerd door het werk van de kunstenaar. We kunnen het niet beter omschrijven dan een ‘marriage made in heaven’. Verschillende bronnen verwijzen naar andere momenten waarop de fascinatie ontstond. Volgens Tate Modern zou ze zijn ontstaan in 1934 toen de 26-jarige Manzù tijdens een bezoek aan het Vaticaan getroffen werd door het beeld van de paus geflankeerd door twee kardinalen. Het beeld liet hem niet meer los en twee jaar later schiep hij zijn eerste beeld van een lange reeks ‘kardinalen’. Het beeld was geen succes en het zou twee jaar duren alvorens de kunstenaar een versie maakte die zijn kritische blik wel overleefde. Andere bronnen verwijzen dan weer naar 1938 als moment waarop Manzù zijn aha-erlebnis beleefde. Het was ook in de Sint-Pieterskathedraal waar zijn aandacht getrokken werd door de omhulde lichamen van de kardinalen. De vorm in de vorm intrigeerde hem.
Tussen 1938 en 1965 zou hij een heel ‘conclaaf’ van vijftig kardinalen maken. Het eerste werk was 65 cm hoog, maar de lengte zou variëren tussen de 20 cm en 2,5 m. Het werk in het Middelheim is 1,67 m hoog. We kijken naar een zeer ingetogen man met neergeslagen ogen en een zeer strak aangetrokken mantel, alleen het hoofd en rechterhand zijn zichtbaar. De plaatsing en houding van het beeld zorgen ervoor dat het een van de meer instagrammable beelden van het museum is.
En dan is er… twijfel
Bij het herbekijken van mijn keuze stel ik me de vraag of ik geen andere werken naar voor had kunnen schuiven. Wellicht wel: de achttien topstukken verdienen allemaal evenveel aandacht, maar … mijn persoonlijke herinneringen maakten dat deze vier werken net iets extra voor me hadden. Het Middelheimmuseum is niet alleen een prachtige plek om te wandelen, het is ook een beeldenpark waar ieder zijn eigen verhaal verzint. En plots is het werk van Carl André het decor van een hinkstapspel op weg naar de speeltuin.
Werken in het Middelheimmuseum erkend als topstuk op 26 april 2007:
- Raymond Duchamp-Villon, Grand Cheval (het grote paard), 1914 - kunstpark
- Pablo Gargallo, Le prophète (de profeet), 1933 - kunstpark
- Aristide Maillol, La Méditerranée (de Middellandse Zee), 1902-1905 - kunstpark
- Henry Spencer Moore, King and Queen (koning en koningin), 1952-1953 - kunstpark
- Rik Wouters, Het Zotte Geweld, 1912 - kunstpark
- Emile-Antoine Bourdelle, Héracles (Hercules boogschutter), 1909 - kunstpark
- Alexander Calder, Le Chien (de hond), 1958 - kunstpark
Werken in het Middelheimmuseum erkend als topstuk op 17 november 2022:
Uit de periode 1914-1945
- Alexander Archipenko, Statue on triangular base (beeld op driehoekige sokkel), 1914 - collectiepaviljoen
- Rudolf Belling, Der Dreiklang (Triade), 1919 - kunstpark
- Arturo Martini, ensemble van vijf sculpturen uit de vroege jaren ’30 - collectiepaviljoen:
- La nena (het meisje), 1930
- Donna al sole (zonnende vrouw), 1930
- Gare invernali (wintersport), 1931-1932
- La lupa (de wolvin), 1930-1931
- Chiaro di luna (maneschijn), 1931-1932
- Henri Laurens, Océanide (zeenimf), 1933 - kunstpark
- Aristide Maillol, La rivière (de rivier), 1939-1943 - kunstpark
Uit de periode 1945-1968
- Germaine Richier, La Mante (de bidsprinkhaan), 1946 - kunstpark
- Hans Arp, Trois coupes superposées (Schalenbaum), 1947-1954 - kunstpark
- Marino Marini, Moracolo (mirakel), 1951-1952 - kunstpark
- Giacomo Manzù, Il Cardinale (de kardinaal), 1952 - kunstpark
- Max Bill, Unendlichen Schleife (eindeloze kronkel), 1953-1956 - kunstpark
- Alberto Giacometti, Femme de Venise II (Venetiaanse vrouw II), 1956-1957 - collectiepaviljoen
- Lynn Chadwick, Encounter VIII (ontmoeting VIII), 1957 - kunstpark
- Barbara Hepworth, Cantate Domino (zing voor de Heer), 1958 - kunstpark
- Jesús Rafael Soto, Double Progression vert et blanc (dubbele progressie in groen en wit), 1969 - kunstpark