Dit themanummer is een bloemlezing uit de rijke collectie cartografische voorstellingen van het gebied dat we vandaag Vlaanderen noemen en schetst een beeld van onze territoriale geschiedenis. We openen met de kaart van onze contreien in de Romeinse tijd. Abraham Ortelius maakte ze in 1584 en liet zich inspireren door De bello Gallico van Julius Caesar en door latere geschiedschrijvers.
De oudste bekende kaart van het graafschap Vlaanderen is te vinden in een Italiaans handschrift uit 1452. De oudste gedrukte kaart van Vlaanderen is een houtsnede uit 1538 van de Gentse humanist Pieter van der Beke. Ze bevat nog vele onjuistheden. Heel nauwkeurig is de beroemde Vlaanderenkaart van Gerard Mercator uit 1540, die navolging kreeg in atlassen van latere cartografen.
Bijzonder is de Leo Belgicus, waarbij de Zeventien Provinciën in de vorm van een liggende of steigerende leeuw zijn afgebeeld. De voorstelling dateert van 1583 en is van de hand van de uit Oostenrijk afkomstige cartograaf Michael Aitsinger. Nadien werd de Leo Belgicus vaak gekopieerd. De bekendste versie is die van Claes Jansz. Visscher uit 1609.
Er is aandacht voor het ontstaan en de historische rol van onze belangrijkste steden. Daarbij zijn Flandria Illustrata (ca. 1641-1644) van Antonius Sanderus en de Atlas Maior (1662) van Jean Blaeu handige gidsen. Ook minder bekende cartografen tekenen present, zoals de Antwerpenaar Pieter Verbiest, die in 1636 de eerste atlas in zakformaat uitbracht.
Dit themanummer is een tocht door de eeuwen, met kaarten in de hand. We zien de gevolgen van heersers die komen en gaan, oorlogen die de landsgrenzen verleggen, grondgebieden die uitbreiden en krimpen.