Bladeren vallen stil, chrysanten bloeien als nooit tevoren. Bij bakkers en beenhouwers gapen de Halloweenlekkernijen je aan. Grijnzende pompoenen en sympathieke heksen lonken naar kinderen. Wens je echter wat meer gekruide horror dan bieden Freddy Krueger en graaf Dracula soelaas. Of verlang je naar heerlijk ouderwetse griezel uit de negentiende eeuw? Dan ben je in het KMSK Wiertzmuseum te Elsene aan het goede adres.
Levend begraven en andere kwellingen
De romantische schilder Antoine Wiertz (1806-1865) waant zich de evenknie van Rafael en Rubens. Temidden van zijn brave collega's onderscheidt hij zich door groots opgezette doeken vol pathetiek. Als een romanticus pur sang houdt hij van heftige emoties. De dood kan dus niet ontbreken. Naast christelijke taferelen waarin lijden, hel en verdoemenis over elkaar heen tuimelen, kijkt de kunstenaar verder dan de bijbel.
In Wiertz' schilderij Het verbrande kind (1849) graait een vrouw haar kindje uit zijn rieten wieg die naast een laaiende open haard vuur vatte. Ze schreeuwt haar onmacht uit. Het lijkt wel of het kindje overleden is, maar zeker weten we het niet. Wel is duidelijk dat de moeder te laat naar haar schamele huisje is teruggekeerd. Haar mand met groenten en paraplu liggen achteloos in een hoek. De kamer staat in lichterlaaie. Een oudere man en een jonge vrouw kijken angstig van achter de net geopende deur. Wiertz veroordeelt niet, maar kijkt gelaten naar een intriest tafereel. Mogelijk leeft hij met de moeder mee die er waarschijnlijk alleen voor staat. Haar liefde wordt stilzwijgend zichtbaar in het kinderspeeltje dat in haar boodschappenmand ligt.
Rechtsonder op het niet geringe olieverfdoek (178 x 231 cm) noteert Wiertz Ebauche (schets). Waarschijnlijk had hij de intentie dit gezinsdrama flink uit te vergroten. Zoals wel vaker in de onstuimige creatiedrang van de kunstenaar blijft het bij een studie, wel tot in de puntjes uitgewerkt. Het zal niet gemakkelijk zijn voor dit rauwe tafereel een burgerlijke kunstliefhebber warm te maken.
Waanzinnige honger
Enkele jaren later zet Wiertz een stapje verder met zijn doek Honger - waanzin - misdaad (1853). Met wijd opengesperde ogen kijkt een vrouw ons grijnzend aan. Onze aandacht gaat naar het witte doek waarin een kindje is gewikkeld, nauwelijks zichtbaar. De bloedrode vlek op het zuivere laken verontrust. Er is net een drama gebeurd. Maar wat? Dan glijdt onze blik terug naar het hoofd van de hysterische moeder. In haar opgeheven linkerhand houdt ze verkrampt een bebloed mes. Heeft ze zich verdedigd tegen een onverwachte indringer die spoorloos verdween? Rechts onthult zich het gruwelijke drama. In de open haard hangt een ketel waar een kinderbeen uitsteekt. In enkele flitsen trekt Wiertz onze aandacht van het ene naar het andere element, van een onbestemde blik naar een afschuwelijke verminking. Gedreven door bijtende honger verliest de arme moeder zich in waanzin die leidt tot de moord op haar kind. Fascinatie en weerzin grijpen in elkaar.
Hoewel Wiertz het drama graag op de spits drijft, schuilt er in deze horribele moord een sociale aanklacht. Als schilder van lage afkomst toont hij aandacht voor de alledaagse miserie van de arbeidende klasse in België. Bij een nauwkeurige blik op het schilderij beginnen de details te spreken. Het strooien dak zal de komende winter niet doorstaan. Op tafel wijzen een leeg bord en een mand met verlepte groente op de nijpende honger. Een belastingsbrief met de duidelijk leesbare hoofding CONTRIBUTIONS ligt links op de vloer. In de open haard liggen enkele stoelpoten, de schoentjes van het kind en wat vodden. Pure miserie. Niettegenstaande Wiertz zijn burgerlijke toeschouwers in de eerste plaats lijkt te verleiden met een verrukt lachende vrouw met een fraaie naakte borst, is het meer dan goedkoop ramptoerisme. Zodra je alle details in je opneemt, verschrompelen je zucht naar sensatie en griezelplezier. Medelijden past hier.
Een afgehakt hoofd
In 1853 gaat Wiertz de confrontatie aan met de wrede dood. Hij raakt gefascineerd door de laatste levensmomenten van een onthoofde man. In een drieluik borstelt hij de Pensées et visions d'une tête coupée. Het linkerluik toont de eerste minuut, het middenluik de tweede en het rechterluik de derde minuut van het hoofd. Het thema van het afgehakte hoofd houdt hem eventjes bezig. Na de grootse triptiek penseelt hij in 1855 met een vloeiende toets een lugubere olieverfschets van een afgehakt hoofd op stro. Van nabij kijken we naar een mannenhoofd met half geloken ogen, alsof de terechtstelling net voorbij is. Niet alleen de kunstliefhebber gluurt naar dit macabere moment. Vanachter een doorkijkje deinzen enkele dames verschrikt achteruit. Zouden wij dit ook niet beter doen, of blijven wij staren naar het ontzielde hoofd?
Wiertz' fascinatie voor de dood gaat omstreeks 1855 crescendo. In het schilderij Een seconde na de dood stijgt een overleden man, gehuld in een wit gewaad, vreedzaam naar boven. De titel alleen al wijst erop dat de eeuwige zielenrust is voorafgegaan door een onontkoombaar heengaan. Stelt Wiertz de dood voor als de finale oplossing voor de aardse ellende, alomtegenwoordig in zijn oeuvre?
L'inhumation précipitée
Een jaar eerder, anno 1854, heeft Wiertz zich overtroffen in de aangrijpende verbeelding van het verscheiden. Erger dan het verlossende sterven is de oerangst om levend begraven te worden. Een van de incontournables in het Musée Wiertz sinds de negentiende eeuw is het gruwelijk mooie L'inhumation précipitée. Karl Baedeker vermeldt in zijn toeristische gids Belgique et Hollande: manuel du voyageur (editie 1866) een reeks opmerkelijke schilderijen in het Musée Wiertz, tijdelijk gesloten na het overlijden van de meester:
Grootse kunst van een fantastisch genie, met een hoek af. Eerder was het schilderij van de overhaaste begrafenis al opgemerkt door Théodore de Vance tijdens zijn bezoek aan het Musée Wiertz. Zodra hij de grote doeken achter zich laat, ontdekt Théodore kleinere schilderijen die toch alle aandacht gaan opeisen. Hij belandt in een kleine ruimte waar je doorheen een kleine opening naar een schilderij kan kijken.
De Vance wordt sterk aangegrepen door het gruwelijke spektakel van een persoon die in een laatste krachtinspanning het deksel van zijn doodskist opent. Hij kan het grauwe, groenige gezicht en de klauwende arm niet vergeten. Hij ondergaat vreemde emoties die in zijn hersenen pijnlijke trillingen indrukken. Zijn ziel wordt getroffen door heftige schokken. Le beau est horrible, l'horrible est beau!, besluit een rillende Théodore. Wiertz is in zijn opzet geslaagd. Hij grijpt met zijn theatrale compositie meteen op de primaire menselijke gevoelens. Dit effectbejag is ook het grootste punt van kritiek van de eigentijdse kunstcritici. De gerenommeerde Duitse kunstcriticus Hermann Grimm maakt brandhout van Wiertz' sensatiezucht.
Ook vandaag mist dit gruwelijke schilderij zijn effect niet op de bezoekers. Zowel in het Musée Wiertz als online geniet het de voorkeur boven de immense doeken. Het blijkt dus te appelleren aan de smaak van een hedendaagse kunstliefhebber. Waar zit de kracht van de thrillerregisseur die Wiertz zo graag was? Laten we de eigentijdse kritiek en het ongemak van recente kunsthistorici ten opzichte van meester Wiertz achterwege. Een frisse ontmoeting met het schilderij zal veel verhelderen.
Mort du choléra
De lessen van zijn grote artistieke voorbeeld Pieter Paul Rubens indachtig, houdt Wiertz ervan om de scène theatraal pakkend in beeld te zetten. Hij leidt ons meteen in een crypte tot bij de doodskist. Naar de omvang van de ruimte hebben we het raden. De achtergrond houdt hij bewust sober. De lichtbundel, als van de toorts van een onverwachte bezoeker, valt op de doodskist waaruit een klauwende hand naar ons reikt. Meteen hierna voelen we de angstige blik van de man priemen. Het is moeilijk om onze blik van dit centrale motief af te wenden. Toch maar eventjes proberen. Naast het skelet voor de kist treft de zwarte spin op de helverlichte doodskist. Nu pas zien we dat Wiertz tekst en uitleg verschaft. In rode kapitalen staat MORT DU CHOLERA op het deksel geschreven, met daaronder Certifié par nous Docteurs. De dokter van dienst signeert voluit Sandoutes, en klopt zijn ronde stempel erboven. Vrij vertaald staan we hier voor het werk van Dokter Twijfeloos, die zonder enige aarzeling de choleralijder dood verklaarde.
Tijdens de negentiende eeuw duiken fatale epidemies met regelmaat op. Zij slaan onverbiddelijk toe in overbevolkte stadswijken waar zelfs de meest eenvoudige hygiëne niet bestaat. Om dergelijke woekerende plagen de kop in te drukken, worden in zeven haasten lijken opgehaald en buiten de stad op verlaten terreinen in massagraven gedumpt. Opgeruimd staat netjes. Meer dan eens blijken de afgevoerde slachtoffers niet overleden. Maar wie kraait om een armoedzaaier meer of minder? Kortom, Wiertz verbeeldt zijn sociale aanklacht in een aangrijpende scène. Ook Théodore de Vance merkt in 1857 de boodschap op. Si l’enterrement des vivants était passé en habitude, cette scène de revenant aurait une sérieuse valeur sociale.
The Premature Burial
De griezelige schilderijen van Wiertz kennen geen navolging bij zijn Belgische collega's. Hier en daar waait een heks voorbij, maar daar blijft het bij. Een levende begrafenis was alleszins niet onbekend. In antieke culturen was het niet ongebruikelijk naast huisraad en strijdwagen ook vrouw en dienstpersoneel met de heer des huizes te begraven. De begeleidende personen werden doorgaans levend ten grave gedragen.
De oerangst van de levende begrafenis flakkert op onder de pen van Edgar Allan Poe (1809-1849), de Amerikaanse grootmeester van mysterieuze en macabere kortverhalen. In The Premature Burial, oorspronkelijk verschenen in The Philadelphia Dollar Newspaper in 1844, staat de vrees voor een levende begrafenis centraal. Poe speelt handig in op een wijdverspreide angst. Een geneesheer is immers niet verplicht een overleden persoon te onderzoeken en dood te verklaren.
De heerlijk gruwelijke verhalen van Poe steken vanaf de jaren 1930 de Amerikaanse cinema aan. Met de regelmaat van een doodsklok verschijnen films en televisiefeuilletons die teruggrijpen naar Poe's kortverhalen waar een levende begrafenis voor tintelende huiver zorgt. Na zovele jaren is het eerder grimlachen dan wel rillen.
Een intense kijkervaring biedt Buried (2010) van de Spaanse regisseur Rodrigo Cortés. De Amerikaanse trucker Paul Conroy, werkzaam in Irak, ontwaakt in een doodskist. Gewapend met een aansteker, een pen en een gsm poogt hij 95 tergende minuten lang uit zijn doodskist te geraken. Iets luchtiger, alhoewel, is de aflevering Aliens in a Spaceship (2006) van de populaire Amerikaanse misdaadreeks Bones. Brennan en haar assistent Hodgins zitten gevangen in een auto, onder de grond, in de val gelokt door de seriemoordenaar The Gravedigger. Volgens kenners een van de beste afleveringen uit de reeks.
Kort maar heftig is de legendarische scène uit Kill Bill II (2004) van Quentin Tarantino waarin Uma Thurmann, alias The Bride, met Aziatische vechttechnieken aan de slag gaat in haar doodskist. Dit alles ondersteund door glorieuze muziek waardig voor een wederopstanding. Eind goed, al goed.
Music Maestro
Voor zij die de ondergrondse terreur niet langer kunnen aanzien, rest de soelaas van heavymetalmuziek. Naar goede gewoonte wentelen de duistere beoefenaars van black metal en deathmetal zich in satanische theatraliteit. Macabere horror kan dan niet ontbreken. Welsprekende groepsnamen als Sepultura, Necromancer, Megadeth en Cemetary zetten de toon.
As friends gather round and mourners they weep
My mind thinks of all the things I have done
My body is cold but my heart beat goes on
And on and on
As they lower me down into that hole in the ground
I scream out for help but they hear not a sound
I tear at the lid, my fingers they bleed
Is this happening to me or is it just a dream
Summon the dead
Baphomets call
Blood on my hands
"Let me out of here!"