Het enige etnografische museum in de wereld dat voorwerpen uit zowel Afrika, Amerika, Azië en Oceanië toont, bevindt zich in Antwerpen. Het bescheiden museum pakt elk jaar uit met sterke wetenschappelijke tentoonstellingen die over de hele wereld met aandacht en respect gevolgd worden. Ditmaal koos conservator Jan Van Alphen voor een presentatie van bronzen beelden uit Indië en de Himalaja uit Belgische en Nederlandse collecties. Collecties betekent hier zowel privé-kunstverzamelingen als musea. Een interessante confrontatie en een ode ook aan de privé-verzamelaar die dikwijls een deel van zijn collectie aan een museum schenkt, wat maar al te veel vergeten wordt. Conservator Jan Van Alphen vertelt: "Aanleiding voor de tentoonstelling was een schenking van de verzamelaar Esman. Hij gaf het museum zo'n 54 Tibeto-Chinese bronzen beelden waaronder enkele van zo'n topkwaliteit dat ik samen met de antiquair Marcel Nies besloot om ooit eens een tentoonstelling te maken over bronzen beelden die zowel uit de privé als uit onze musea komen."
De tentoonstelling volgt een geografisch parcours langs India, Sri Lanka, Nepal en Tibet. De oudste beelden dateren uit de zesde eeuw en de jongste komen uit de achttiende eeuw. Ook het technische aspect komt uitvoerig aan bod op de expositie. De kunstenaars gebruikten hoofdzakelijk de methode van de 'verloren-was'. Men stak het originele wassen beeld in een omhulsel van klei. Nadien smolten de ambachtslui de was en in de plaats werd het brons gegoten. Het kunstwerk bleef op die wijze uniek. Soms werd het beeld ook gedreven of gehamerd in koperplaat, zilver of goud. Het minder bekende procédé van de kwikvergulding krijgt ook een plaats op deze mooie tentoonstelling. Met goudpoeder en kwik en een plaatselijke verhitting krijgt men een unieke egale vergulding.
Dat de gespecialiseerde ambachtslui er na vele jaren aan ten onder gingen belet Nepalese ambachtslui niet om er vandaag nog altijd mee door te gaan. 81 beelden illustreren de verschillende functies van de bronzen beelden. Grote bronzen beelden vervaardigden de kunstenaars in Zuid-Indië vanaf de zevende eeuw speciaal als processiebeelden. Ze worden bij religieuze feesten en rituelen in stoeten rondgedragen. Kleinere bronzen beelden vonden hun weg vaak naar huisschrijnen. Het boeddhisme verspreidde zich over heel Azië en samen met de monniken gingen ook de draagbare bronzen beelden mee. De Indische voorbeelden werden in de nieuwe gebieden aanvankelijk gekopieerd, maar geleidelijk aan ontstonden eigen stijlen in het hele Indische cultuurgebied.
Bij de tentoonstelling hoort traditioneel een degelijke catalogus met bijdragen van onder andere Marcel Nies over de culturele betekenis van de beelden, van de Amerikaanse specialist Ian Alsop over de Nepalese kunst en van David Weldon over Tibet. De conservator nam het Indische gedeelte voor zijn rekening. Allemaal vermaarde specialisten die, zoals andere fans van deze unieke verzameling, hopen dat het bescheiden museum ooit eens kan uitbreiden om de duizenden waardevolle stukken die nu in het depot staan de plaats te geven die ze verdienen. Het museum lonkt al lang naar het aanpalende Volkskundemuseum. Wanneer dit zou opgaan in het toekomstige Museum aan de Stroom zou dit de ideale uitbreiding zijn voor het Etnografisch Museum. Wordt vervolgd.