Anton Cotteleer ontving dit jaar de belangrijke Grote Prijs Ernest Albert in Mechelen. De jury selecteerde zijn werk uit de hooggekwalificeerde inzendingen van gerenommeerde beeldhouwers. Terecht.
Anton Cotteleer - Een nieuw samengesteld gevoel
Dingen in leefkamers
Anton Cotteleer (°1974) woont midden het groen van Kalmthout, in een buurt waar nog bos is en de natuur nabij. Voor een beeldhouwer had ik een iets ruimer atelier verwacht maar: “Het is groot genoeg, ik stockeer mijn werk ergens anders.” Hij is afkomstig van Kapellen, woonde een tijd in Antwerpen en vond uiteindelijk zijn stek in Kalmthout. “Afgelegen wonen is goed voor de focus. Als kind al maakte ik allerlei dingen en koterijen. Ik mocht naar de tekenschool en vanaf mijn vijftiende ben ik met beeldhouwen begonnen.”
Na een opleiding aan de Antwerpse academie wordt hij in 1997 Meester in de Beeldhouwkunst. Hij heeft les gekregen van de onvermijdelijke éminence grise Wilfried Pas (°1940) en ook van de jongere Philip Aguirre (°1961). Wilfried Pas is een man met persoonlijkheid en is vooral bekend van de monumentale neo-expressionistische beelden in de openbare ruimte. Een hele reeks Vlaamse schrijvers heeft hij met zijn beelden vereeuwigd. Anton Cotteleer: “Die expressionistische toets werd door veel studenten gevolgd. Ik wou juist geen persoonlijke toets, ik maakte een beetje strak vormgegeven sculpturen.” Daarnaast ontwikkelde hij ook assemblages, ze neigden naar installaties vanuit de inspiratie van in de huiskamer. “Ik gebruikte meubeltjes, tapijten, siervoorwerpen. De dingen die in vele Vlaamse leefkamers de sfeer bepalen.”
Hij ging naar het Hoger Instituut voor Schone Kunsten dat toen nog in Antwerpen gevestigd was, en werd er in 2000 laureaat. Hij liet hier de figuratie voor wat ze was en concentreerde zich ten volle op installaties. “De gastdocenten in het HISK waren heel belangrijk voor mij. Onder meer Wim Delvoye (°1965), Rob Scholte (°1958), Guillaume Bijl (°1946) en Monique Thomaes (°1942) waren inspirerend en Philippe Vandenberg (1952-2009) zorgde voor mijn eerste tentoonstelling.”
Het is in die periode dat hij een ‘schubbenpak’ maakte, een kostuum dat helemaal is samengesteld uit stukjes beschilderd doek van (waardeloze) schilderijen die hij hier en daar op de kop had getikt. Het was onlangs nog te zien in de succesrijke tentoonstelling Het Wonderkabinet in het Pand in Gent. Het is als een maliënkolder dat de drager ervan beschermt tegen de buitenwereld. Met kunst als pantser kan je die wel te lijf.
Aan het HISK maakte hij ook een ademende tafel. Een wat rustieke salontafel voorzag hij van een silicone overtrek met dezelfde houttekening. De tafel staat onschuldig in de ruimte wanneer het tafelblad door een niet zichtbare luchtpomp begint op te bollen en weer leegloopt, een wat surrealistisch gegeven dat de ene als bedreigend, de ander als grappig zal ervaren en door weer anderen niet eens opgemerkt wordt.
Anton Cotteleer werkt graag rond de kneuterigheid waarmee we zo vertrouwd zijn en brengt die vertrouwde indruk dan weer uit evenwicht. “Het is een gevoel van dingen die te lang blijven staan en een eigen leven gaan leiden.” De levensstijl van de grootouders en de indrukken die hij opdeed in de leefkamers van de tantes gaan een invloed hebben op zijn werk. Hij creëert met zijn installaties zowel een gevoel van vertrouwdheid als een sfeer van vervreemding. Het is iets wat we bij veel hedendaagse kunstenaars terugvinden. Een Michaël Borremans (°1963) bij ons en een Markus Schinwald (°1973) in Oostenrijk zijn daar meesters in. Niet toevallig vond de grote tentoonstellingsmaker Harald Szeemann (1933-2005) dat er congruenties waren tussen Oostenrijk en België inzake beeldende kunst.
Na zijn academieperiode maakt Anton Cotteleer een tijd deel uit van het kunstenaarscollectief Frigo met Lieven Segers (°1975), Vaast Colson (°1977) en Geert Saman (°1978). Ze zetten acties op voor en met elkaar en rondden het hele gebeuren af met een tentoonstelling.
De marmot verdeelt
In 2001 wordt Anton Cotteleer laureaat van de Provinciale Prijs voor Beeldhouwkunst in Antwerpen en overtuigt met een tentoonstelling het jaar daarop in de Fabiolazaal. Hij toont er een aantal oudere en nieuwe werken die quasi allemaal naar de huiselijke sfeer refereren. Door meubels en objecten deels in het wit te overschilderen zodat er een naamloze geometrie in sluipt, knipoogt hij naar de minimal art en de arte povera. Vertrekkend van een mottig schilderij waarop een figuur met tunica en rode mantel staat, maakt hij een sculptuur die de weergave is van die mantel en die samen met het bewuste schilderijtje gepresenteerd wordt. Van een soort schuimrubber schept hij een sofa inclusief kussen en huisdier. Uit een tapijt steekt een spitse staart naar boven. Wanneer de toeschouwer nadert, begint de staart te kwispelen. Humor is ook niet ver weg.
In 2002 werd hij door kunstcriticus Johan Debruyne uit Brugge benaderd voor een wijkproject in het kader van Brugge, Europese Culturele Hoofdstad. In de volkse wijk Sint-Jozef wou hij een toekomstige bedevaartsplaats creëren, zoals vroeger mensen naar bepaalde bomen of plaatsen gingen die ze bijzondere krachten toedichtten. Die plaatsen zijn later dikwijls gekerstend door er een kapel of ander heiligdom te bouwen. Kenmerkend voor bedevaartsoorden zij de vele prullaria die er te verkrijgen zijn. Anton stelde voor om op het kerkplein een beeld van een marmot op te richten. De marmot is een sociaal diertje en zou op die manier symbool staan voor de saamhorigheid in de wijk. Er werden vele tientallen beeldjes van marmotjes verdeeld in de wijk en men opende zelfs een café De Marmot. De marmot zorgde evenwel voor enige verdeeldheid in de wijk mede door enkele wat geborneerde, lokale politici die vonden dat de marmot ook stond voor luiheid en slaap. Het beeld kwam er uiteindelijk toch en is te bekijken op het Gandhiplein.
Inmiddels is de figuratie duidelijk weer in de beelden van Cotteleer binnengeslopen. Dieren zijn dikwijls aanwezig in zijn werk als een verhalend element. Heel wat katten duiken op in zijn oeuvre. Hij vindt het zonder meer merkwaardig dat wij dieren in onze leefwereld introduceren, in iets wat eigenlijk een zeer gestructureerd gegeven is. Dieren worden door ons eerder geassocieerd met ‘vrij en ongebonden’ en toch leggen we ze een soms zeer vast stramien op. Wellicht daarom dat we ze ook huisdieren noemen. Hij werkt zowel met opgezette dieren als met beelden ervan.
In de complexe installatie Heritage (2005) gebruikt hij onder meer een traditioneel als jachttrofee gemonteerde geitenkop die in dialoog treedt met een pelsen mantel. In een andere installatie, You are my destiny (2005), kijken twee kopjes van eekhoorns vanuit twee groene objecten verlangend naar een groen vlak. Ze hebben betere tijden gekend.
Niet de anatomie, maar de vormen
Opmerkelijk is dat de jongste jaren menselijke figuren het werk van Anton Cotteleer bevolken. “Ik laat me eerder inspireren door de afbeelding van een sculptuur dan door een menselijk model.” Meestal wordt de menselijke figuur niet volledig getoond. Het hoofd, de ledematen of andere delen van het lichaam worden niet weergegeven. “Anatomie is niet interessant voor mijn werk, het zijn de vormen die me interesseren.” Toch weet hij een grote spanning met zijn beelden op te roepen. Sommige van zijn scheppingen zijn zeer erotisch geladen, zonder dat een waakzame moraalridder ook maar enigszins verhaal kan hebben. Hoe slaagt hij daarin?
Heel recent is het beeld Bevalligheden. Het is duidelijk geïnspireerd op de De drie Gratiën van Antonio Canova (1757-1822), een beeld dat in diverse musea te bewonderen valt. Cotteleer heeft er een afbeelding van gezien en die afbeelding als uitgangspunt genomen. Hij heeft het beeld niet gekopieerd, dat was uiteraard ook de bedoeling niet. Hij heeft slechts gedeelten ervan gebruikt, de lichamen zijn niet volledig, hij heeft zich beperkt tot twee torso’s en een onderlijf. Als je zijn beeld ziet, ken je, voel je zijn vertrekpunt en toch is het iets helemaal anders geworden. De beelden van Canova zijn in koel, wit marmer uitgevoerd. Het beeld van Cotteleer is voorzien van een huid in vilt. De hoofden zijn er niet. “Ik streef anonimiteit na door het hoofd weg te laten.” Wel heeft een van de torso’s een waterval van uitstulpingen op de rug. Is het een uitvergroting van een wel zeer weelderige haardos of wat anders? Het is een deel van het beeld en het zou kunnen verwijzen naar de overvloed waarvoor deze dames toch ook staan.
Door de vilten huid wordt het beeld veel tastbaarder, benadert het veel meer een menselijke huid en daarmee ook de tijdelijkheid van ons bestaan. En dat is een van de dingen waar deze kunstenaar naar streeft: hij wil de tijdelijkheid benadrukken en daarom gebruikt hij veelvuldig textiel in allerlei vormen. De erotische kracht van deze beeldengroep ligt uiteraard ook in het gebruik van deze huid en de aanrakingen die door het beeld naar voor gebracht worden. Wanneer de hand van een van de figuren op de bil van de andere ligt in een groep van ‘volledige’ figuren, kan dat als toeval geïnterpreteerd worden, wanneer de figuur echter gereduceerd is tot een onderlijf is het dat niet meer. Merkwaardig is evenzeer dat Anton Cotteleer zijn beelden meestal presenteert op meubelstukken in plaats van op sokkels. Bij Bevalligheden is dat een ronde tafel als een plateau waarop de schoonheden worden aangeboden.
Van 2010 dateert het beeld The Hunter. Die jager wordt gestalte gegeven door een onderlijf met benen, geflankeerd door een vaas of amfoor en een wat ondefinieerbare vorm, een jachtbuit misschien of een hondenkop. Het werk oogt als een stilleven of als een klassiek beeld dat ons wat gehavend uit de oudheid is overgeleverd, toch getuigt het van een bijzonder sterke aanwezigheid. Wanneer het in de ruimte staat trekt het de blik naar zich toe. Het beeld is geheel gehuld in een geruite stof die we misschien met een of ander Brits merk van regenjassen kunnen associëren en de halve menselijke figuur draagt heel duidelijk een onderbroek die op een aperte wijze de aandacht van de toeschouwer op het onderlijf vestigt. The Hunter kan dus wel op dubbelzinnige wijze geïnterpreteerd worden.
Dat dubbelzinnige in Anton Cotteleers werk is van primordiaal belang. Zoals het een goed kunstwerk past, is elk van zijn beelden meerlagig, is het mogelijk om er velerlei duiding aan te geven en is het voor meerdere interpretaties vatbaar. Dat is het wat zijn werk juist zo interessant en boeiend maakt zowel naar inhoud als naar vorm. Het is dan ook heel terecht dat hij in 2014 de belangrijke tweejaarlijkse Grote Prijs Ernest Albert in Mechelen mocht ontvangen, goed voor 7.500 euro. Hij werd er door de jury geselecteerd uit een reeks van hoog gekwalificeerde inzendingen van de fine fleur van onze beeldhouwers, dat maakt zijn verdienste alleen maar groter. We kijken met belangstelling uit naar zijn verdere evolutie. Ondertussen is hij niet enkel bedrijvig als kunstenaar, hij geeft ook als les aan de Antwerpse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten waar hij met tal van collega’s de volgende generatie studenten beeldhouwkunst begeleidt en inspireert.
Praktische informatie
Werk van Anton Cotteleer is te zien op Above reality (groepstentoonstelling), van 20 februari t.e.m. 3 mei 2015 in Garage Rotterdam (NL).