Het wordt langzamerhand een bijzondere ervaring: je duwt op een weekdag tegen een kerkdeur en ze draait open. Je stapt naar binnen, je vergeet de verkeersdrukte rondom het kerkplein, je voelt de sereniteit van winterlicht gefilterd door glas in lood. Je ruikt brandende kaarsen in de verte en de zuivere, harde geur van arduin.
Antoon Van Dyck - Sint Maarten en de liefde
In een parochiekerk
De Sint-Martinuskerk van Zaventem is goed onderhouden, sfeervol, uitnodigend. Een brochure ligt klaar om de passant attent te maken op de kunstschatten van de parochie: de bronzen kruiswegstaties van Camille Colruyt, het schilderij met Christus in de storm door de Zaventemse schilder Felix Tuyaerts en het paneel met De marteling van de H. Blasius door Rubens' navolger Gaspar de Crayer. Maar we zijn hiernaartoe gekomen voor het werkvan een andere meesteruit de zeventiende eeuw. Niet de navolger, maar de evenknie van Rubens. We zijn hier voor het altaarstuk met de voorstelling van Sint-Martinus die zijn mantel deelt, geschilderd door de jonge Antoon Van Dyck.
Het rechterzijaltaar is onze bestemming. Het hele gegeven is haast moeilijk te bevatten, gewend als we zijn aan topstukken in de paleisachtige zalen van musea, keurig geordend naar periode en regio: een originele Van Dyck in een kerk, na tal van oorlogen en andere gevaren nog altijd aanwezig op de plaats waarvoor de meester het tafereel schilderde. En Van Dycks Sint-Martinus was niet zomaar een bestelling van een plaatselijke notabele met connecties in Antwerpen, volgens contract afgeleverd en betaald. Er hangt een pakkend verhaal vast aan dit schilderij, een verhaal dat de eeuwen trotseerde en dat recent nog bevestigd is door archiefonderzoek.
Het is een klein paneel, voor een altaarstuk dan. Vierkant, niet boogvormig bovenaan. De jonge Sint-Martinus zit geharnast op een prachtigwit paard en snijdt zijn vuurrode mantel in tweeën, ten behoeve van een atletische bedelaar in de rechterbenedenhoek Deze bedelaar is naakt, op een lendendoek na, en grijpt het stuk mantel om zich te kunnen verwarmen. Zijn metgezel draagt een grauw hemd en steunt op krukken. Achter deze twee ongelukkigen zien we een stuk muur met ldimop en een pilaar, elementen die een stadspoort suggereren. Links bovenaan ontwaren we een oudere man te paard, kennelijk de reisgezel van Martinus en de getuige van het hele gebeuren. Achter de ruiters wekt een mooie wolkenpartij de illusie van diepte en weidsheid. Het is een doeltreffende, elegante compositie, sierlijk onderverdeeld door de gebogen nek van het paard. Kenners noemen dit een van de meest Rubensiaanse schilderijen van Van Dyck: niet alleen zijn de f:tguren verwant met die van Rubens, ook de penseelvoering is door Rubens beïnvloed. In plaats van Van Dycks kenmerkende losse toets is hier een gladde en dekkende verfbehandeling te zien, die zeer plastisch werkt; de naakte rugvan de bedelaar is een goed voorbeeld. Mogelijk hebben de talrijke restauraties nog aan dat Rubensiaanse idioom bijgedragen. Men situeert het werk tijdens de jaren van Van Dycks opleiding bij de grote Antwerpse meester. Antoon Van Dyck was dus negentien of twintig jaar oud toen hij dit schilderde.
Sint Maarten
Een jonge schilder penseelt een jonge held. Wie het levensverhaal van de H. Martinus van Tours (316-397) naleest in de LegendaAurea, stuit immers op deze passage over de Romeinse tienersoldaat: "Op een winterdag reed hij door de stadspoort van Amiens en ontmoette daar een arme man die naakt was. Omdat de man nog van niemand een aalmoes had gekregen, begreep Martinus dat deze arme voor hem bestemd was. Hij greep zijn zwaard en sneed zijn mantel in tweeën, het enige bezit dat hem restte. Hij gaf een stuk aan de arme en hulde zichzelf opnieuw in het tweede. De volgende nacht zag hij Christus gekleed in de halve mantel die hij aan de arme had gegeven en hij hoorde hem zeggen tegen de engelen die hem omgaven: 'Martinus, die nog maar een catechist is, heeft mij dit kledingstuk geschonken.' De heilige man zwol niet op van trots, maar erkende de goedheid van God en liet zich dopen toen hij achttien jaar was." Men kan zich voorstellen dat het onderwerp Van Dyck aansprak: eenjon ge heilige die met onstuimige gulheid optreedt, dat paste wel bij zijn eigen gevoel voor sprezzatura (stijlvolle achteloosheid) en bij zijn ietwat verkwistende natuur.
Topstuk Vlaamse Gemeenschap
De Heilige Martinus van Antoon van Dyck in de Sint-Martinuskerk van Zaventem is opgenomen in de Topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap, met volgende motivatie: "Het werk is uitzonderlijk omdat het van een heel hoge artistieke kwaliteit is en bovendien nog steeds in situ bewaard wordt. Het is één van de meest bekende schilderijen van Van Dyck, maar tegelijk het meest atypische. Het is één van de meest Rubensiaanse schilderijen die Van Dyck ooit heeft vervaardigd en het geeft blijk van Van Dycks vaardigheid om zich, indien gewenst, op kameleonachtige wijze de stijl van Rubens eigen te maken. Bovendien heeft het een belangrijke schakelfunctie in de context van het Rubensatelier en een bijzondere ijkwaarde binnen het oeuvre van Antoon van Dyck. Het is een vroeg werk van Van Dyck, gebaseerd op een olieverfschets van Rubens. Het werk is een unieke getuigenis van de samenwerking tussen deze twee topkunstenaars uit de zeventiende eeuw."
De manteldeling is de bekendste anekdote uit het leven van de heilige Martinus. Na dit jeugdige exploot leidde hij nog een lang en godvruchtig leven, gekenmerkt door meerdere kloosterstichtingen in Gallië, de bisschopszetel van Tours, intense kerstening van het Franse platteland, tal van wonderen en een hang naar ingetogenheid. Martinus' feestdag, 11 november, werd en wordt in de Lage Landen uitbundig gevierd en was traditioneel ook de dagwaarop men de eerste nieuwe wijn van het jaar proefde.
Van Dyck baseerde zich voor zijn compositie op een ontwerp van Rubens, dat hij compacter maakte en van links naar rechts keerde om het beter te laten passen bij de lichtinval in de kerk. Betekent dit dat Rubens oorspronkelijk de opdracht voor het altaarstuk had gekregen en dathij wegenstijdgebrek de uitvoering overliet aan zijnbeste leerling en medewerker? In heel wat studies gaat men ervan uit dat het schilderij gemaakt was voor de edelman Ferdinand de Boisschot, die bij patentbrief van 2,7 maart 162,1 de titel baron ontving en heer werd van Zaventem en Sterrebeek. Een achttiende-eeuws handschrift met een biograne van Van Dyck, bewaard in het Louvre, vermeldt dat Ferdinand de Baissehot het schilderij bestelde om de inwoners van Zaventem te bedanken voor de hartelijke manier waarop ze hem als baron hadden ingehaald. De kersverse baron zou driehonderd florijnen voor het paneel hebben neergeteld. En het is een feit dat de wapenschilden van Ferdinand de Baissehot en zijn echtgenote Anna Maria de Camudio prijken op de omlijsting van het altaarstuk, ook al is die omlijsting van latere datum.
Geliefde legende
Hoe dit ook zij, het schilderij is al eeuwenlang omgeven door een legende, waarin geen sprake is van een baron, wel van eenmooiejon ge vrouw. De Brusselse schilder G. P. Mensaert verwoordde het in 1763 zo: "De geschiedenis verhaalt, hoe de schilder [Van Dyck, onderweg naar Italië] halt hield in Zaventem, een parochie op twee mijlen afstand van Brussel, waar een jong meisje van grote schoonheid woonde, Anna van Ophem genaamd, die de verzorgster was van de honden van aartshertogin lsabella. Hij werd dolverliefd op haar en schilderde tijdens zijn verblijf in deze parochie twee altaarstukken voor de kerk, te weten, voor het hoogaltaar een H. Familie, waarin hij zijn beminde afbeeldde als de H. Maagd. Dit schilderij werd uit de kerk geroofd door Franse fourageurs, in de tijd van de oorlog in dit land; zij zouden er zelfs zakken van hebben gemaakt om haver in te steken. Het andere schilderij bevindt zich rechts van het koor en stelt Sint-Martinus voor te paard, die een stuk van zijn mantel afsnijdt om aan de armen te geven. Er staan vierpersonen op dit schilderij, Sint Martinus, zijnreisgezel & twee arme mannen, geschilderd in de stijl van zijn meester, zowel qua coloriet als tekening. Toen Rubens hoorde dat zijn leerling zich vermaakte in dat dorp, liet hij hem meedelen dat hij hem persoonlijk zijn plichten zou komen leren indien hij zijn reis nog langer uitstelde. En dus spoedde Van Dyckzich naar Italië zodra deze twee schilderijen amper droog waren."
Het verhaal klinkt haast te mooi om waar te zijn, een public relationsverzinsel avant la lettre. Toch past het bij andere informatie die we bezitten over Van Dycks leven. Hij was de vader van een buitenechtelijk kind dat werd opgevoed door zijn zuster in Antwerpen. In Londen woonde hij lange tijd samen met een maîtresse, Margaret Lemon, die af en toe ook poseerde voor zijn schilderijen. Zij zou onder meer model hebben gestaan voor de pikante slapende Psyche in Amor en Psyche (Royal Collection). Antoon Van Dyck was blijkbaar een licht ontvlambare man die niet buiten vrouwelijk gezelschap kon. In 1639 huwde hij een Schotse hofdame van de Engelse koningin Henrietta Maria, Mary Ruthven.
Oorlogsgevaar en intriges
Uit documenten, bewaard in het parochie-archief, blijkt dat Van Dycks Sint-Maarten omstreeks 1673 in gevaar verkeerde. Franse troepen belegerden Zaventem en de dorpelingen lieten Van Dycks schilderij overbrengen naar de woning van François de Baissehot in Brussel. Martinus Spruyt, de deken van de Sint-Goedelekathedraal in Brussel, zag het schilderij bij De Baissehot thuis en vond het zo mooi dat hij er zesduizend gulden voor bood, en de garantie dat hij een goede schilder een kopie zou laten schilderen voor het altaar. Opmerkelijk in de verslagen is dat François de Baissehot tijdens deze onderhandelingen niet optrad als de eigenaar of schenker, maar het voorstel van de deken simpelweg voorlegde aan de dorpelingen van Zaventem. Zij vonden gelukkig dat het zonde zou zijn om "soodanigh schoon present" te verkopen. Present: was het schilderij dan toch door Van Dyck zelf aan de kerk geschonken? De bewoordingen van het document en de houding van De Baissehot wijzen allebei in die richting. Weer een halve eeuw later, in 17~1, vormde het schilderij de inzet van een langgerekte intrige. De pastoor en drossaard van Zaventem verzochten een nazaat van François de Baissehot, de graaf van Königsegg-Rothenfels, om het schilderij aan "liefhebbers" te mogen verkopen voor de prijs van vierduizend gulden. In 1739 trachtte de graaf opnieuw, en met succes, de verkoop van het paneel te faciliteren door zijn advocaat een verzoek te laten indienen bij de Raad van Brabant. Bij die gelegenheid bood een plotseling opgedoken kandidaat koper, een zekere Jacques de Roore, drieduizend gulden. Deze De Roore was een Nederlandse kunstschilder die optrad als stroman voor een onbekende. Hij zou ook de kopie leveren die Van Dycks kunstwerk moest vervangen.
De Roore en zijn onbekende opdrachtgevers haalden hun slag bijna thuis. Ze sloten een overeenkomst met de pastoor en de drossaard. Op 16 september 1739 begaven ze zich naar de kerk om het paneel uit het altaar te halen en in een spe eiaal in Brussel bestelde houten kist te verpakken. De Roore, de drossaard en vier arbeiders waren al bezig om het dek sel van de kist dicht te schroeven, toen ze schoten hoorden op het kerkhof en er stenen die tegen de kerkdeuren kletsten. Ook begon de kerkklok te luiden, alsof er brand was in het dorp. De koster kon de deur van het portaal niet langer dichthouden en er stormde een groep woedende Zaventemnaren de kerk binnen. Zij waren van de verkoop op de hoogte gebracht door een belangrijke medestander, burggraaf Remacle de Thisquen, wiens grafsteen men nog steeds in de Sint-Martinuskerk kan bekijken. De verontruste parochianen staken hun mening over de transactie niet onder stoelen of banken en slingerden de drossaard "honderd en meer scheldwoorden" naar het hoofd. Met name de weduwe Restiau verdedigde het lokale erfgoed passioneel. "Waar zijn de dieven die onze Sint Maarten willen stelen? Zijt gij dat mijnheer de Drossaard en uit wat hoofde doet gij dat, is het om uw edelheids buik te smeren? Dat zullen we nogwel eens zien," riep ze. Er kwam een rechtszaak van, die lang aansleepte. Het schilderij bleef in Zaventem.
Antoon Van Dyck in situ
Antoon Van Dyck is bij uitstek een kunstenaar wiens naam we verbinden met prestigieuze musea en vorstelijke verzamelingen. Het doet goed om hem ook in parochiekerken en zelfs kapellen aan te treffen. Niet alleen de Sint-Martinuskerk in Zaventem bezit nog een schilderij van zijn hand, dat hij daadwerkelijk voor de kerk schilderde, rekening houdend met de lichtinval in de rechterzijbeuk Ook in de Sint-Pauluskerk in Antwerpen hangt een origineel van hem, een van zijn allereerste schilderijen zelfs: een Kruisdraging, met de aangrijpende wenende Christus. Van Dyck zou dit doek geschilderd hebben toen hij achttien was en nog niet ingeschreven als vrijmeester in de Sint-Lucasgilde. Tot ver in de Noorderkempen vindt men sporen van Van Dycks aanwezigheid terug. In Minderhout was zijn jongste broer Waltman pastoor. In 165o liet deze ondernemende Norbertijn een vervallen landelijk kapelletje heropbouwen en uitbreiden, toegewijd aan Onze-LieveVrouw van zeven weeën. Hij hield een kasboek bij van de bouwwerken en noteerde daarin op de eerste bladzijde: "In januari 165o ontvangen van mijn zuster Susanna Van Dyck te Antwerpen de som van zeshonderdvijftig gulden als een schenking en dit voor onze ouders en onze zuster Cornelia Van Dyck, ook begijn tijdens haar leven, en voor onze broer Anthonio Van Dyck, zielen, opdat zij deelachtig zouden mogen zijn aan de HH. Misoffers en gebeden die in dat kapelleke zullen geschieden in alle toekomende tijden." Wie in dit afgelegen oord eenkaarsje zou branden, herdenkt dus een grote barokschilder. In de nabijgelegen pastorie, het Withof, bewaarde Waltman Van Dyck overigens het beroemde zelfportret van zijn broer met de zonnebloem. Het Withof staat er nog, het schilderij verzeilde later in Engeland.
Wat is mooier dan te weten dat men leeft in de nabijheid van prachtige kunstwerken, die men zo vaak als men wil kan bezoeken, in hun oorspronkelijke omgeving? Wie wil zien hoe een wonderkind een wonderkind schilderde, wie de vurige tong van die rode mantel weer eens wil bestuderen, het jonge gezicht van een heilige, de gespierde rugvan de bedelaar, het temperamentvol stamphoevende paard, die is welkom in de Sint-Martinuskerk van Zaventem. Een goede gelegenheid om na te denken over jeugdliefde en liefde die niet roest, om dankbaar te zijn voor het onstuimige optreden en de uit het hart gegrepen woorden van de weduwe Restiau, om de grafstenen van vader Maarten van Ophem en burggraaf JeanRemacle de Thisquen met nieuwe aandacht te lezen.
Praktische informatie
Sint-Martinuskerk, Kerkplein 16, 1930 Zaventem - Open: van 1 april t.e.m. 31 september: elke dag van 9.00 tot 18.00 uur, van 1 oktober t.e.m. 31 maart: elke dag van 9.00 tot 16.30 uur