Hoewel een oorlog slechts zelden iets positiefs voortbrengt, is dat precies wat er gebeurde met de ‘Duitse negatieven’, een unieke fotografische collectie die wordt bewaard in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) in Brussel. De lotgevallen van de Eerste Wereldoorlog en de latere onderhandelingen maakten het KIK tot bevoorrechte eigenaar van deze reeks van 10.543 negatieven op glasplaten. Ze werden in 1917-1918 met veel zorg vervaardigd door de Duitse bezetter in het kader van een inventaris van het artistieke erfgoed in België. De Duitse inval in België in de zomer van 1914 was bijzonder brutaal en gewelddadig verlopen. Hierbij vielen niet enkel vele burgerslachtoffers, ook het Belgische kunstbezit kreeg rake klappen. Vooral de brand van de Leuvense universiteitsbibliotheek werd internationaal zwaar veroordeeld. Pijlsnel ontwikkelde zich een beeld van de Duitse bezetter als (cultuur)barbaren. Om dit beeld bij te stellen werd in het najaar van 1914 de Kunstschutz opgericht, een Duitse organisatie voor de bescherming van het kunstbezit in België. Later zouden hier ook Noord-Frankrijk en de gebieden rond de andere fronten in het oosten, zuidoosten en in Italië aan toegevoegd worden. In de jaren die volgden zouden de leden van deze organisatie kunstwerken die bedreigd werden door het oorlogsgeweld evacueren en in centrale opslagplaatsen in veiligheid brengen. Kwetsbaar onroerend erfgoed zoals kerkportalen werden met zandzakken ingepakt om de gebeeldhouwde muurvlakken te beschermen tegen kogel-, mortier- en bominslagen. In enkele gevallen adviseerden de leden van de Kunstschutz de legerleiding om historisch waardevolle gebouwen niet onder vuur te nemen. Allemaal initiatieven die de Duitse bezetter graag opvoerde in zijn propaganda.
De Kunstschutz stond van bij zijn oprichting onder leiding van de Duitse professor in de kunstgeschiedenis Paul Clemen (1866-1947). Clemen was een expert in de monumentenzorg in de voormalige Pruisische Rijnprovincie, gelegen aan de Belgische oostgrens, en hij profiteerde van de oorlogssituatie om wetenschappelijk onderzoek te voeren naar de invloed van de Rijnlandse kunst op het artistieke erfgoed in België. In deze context besloot hij om in het voorjaar van 1917 te starten met de opmaak van een grootscheepse inventaris van het Belgische kunstbezit. In de achttien maanden die volgden, tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, zou hij samen met een team van een dertigtal Duitse kunsthistorici, architecten en fotografen meer dan 10.500 foto’s maken van de belangrijkste monumenten en kunstwerken op Belgische bodem. Een unieke verzameling zag het daglicht.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werden alle negatieven overgebracht naar Duitsland. In de context van de Duitse herstelbetalingen kon de volledige col - lectie in 1925 en 1927 teruggekocht worden door de Belgische Staat. Daarmee beschikte België voor het eerst in zijn geschiedenis over een nationale fotografische inventaris. Sinds de oprichting van het KIK in 1948 wordt de volledige collectie in deze instelling bewaard. Hier vormt ze al meer dan een halve eeuw een uniek instrument in de studie van – en de zorg voor – het Belgische artistieke erfgoed. De geschiedenis van de collectie ging evenwel met de tijd verloren. Enkel de benaming ‘Duitse negatieven’ herinnerde nog aan hun herkomst.