inleiding, collectie

Inleiding

Hoewel een oorlog slechts zelden iets positiefs voortbrengt, is dat precies wat er gebeurde met de ‘Duitse negatieven’, een unieke fotografische collectie die wordt bewaard in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) in Brussel. De lotgevallen van de Eerste Wereldoorlog en de latere onderhandelingen maakten het KIK tot bevoorrechte eigenaar van deze reeks van 10.543 negatieven op glasplaten. Ze werden in 1917-1918 met veel zorg vervaardigd door de Duitse bezetter in het kader van een inventaris van het artistieke erfgoed in België. De Duitse inval in België in de zomer van 1914 was bijzonder brutaal en gewelddadig verlopen. Hierbij vielen niet enkel vele burgerslachtoffers, ook het Belgische kunstbezit kreeg rake klappen. Vooral de brand van de Leuvense universiteitsbibliotheek werd internationaal zwaar veroordeeld. Pijlsnel ontwikkelde zich een beeld van de Duitse bezetter als (cultuur)barbaren. Om dit beeld bij te stellen werd in het najaar van 1914 de Kunstschutz opgericht, een Duitse organisatie voor de bescherming van het kunstbezit in België. Later zouden hier ook Noord-Frankrijk en de gebieden rond de andere fronten in het oosten, zuidoosten en in Italië aan toegevoegd worden. In de jaren die volgden zouden de leden van deze organisatie kunstwerken die bedreigd werden door het oorlogsgeweld evacueren en in centrale opslagplaatsen in veiligheid brengen. Kwetsbaar onroerend erfgoed zoals kerkportalen werden met zandzakken ingepakt om de gebeeldhouwde muurvlakken te beschermen tegen kogel-, mortier- en bominslagen. In enkele gevallen adviseerden de leden van de Kunstschutz de legerleiding om historisch waardevolle gebouwen niet onder vuur te nemen. Allemaal initiatieven die de Duitse bezetter graag opvoerde in zijn propaganda.

De Kunstschutz stond van bij zijn oprichting onder leiding van de Duitse professor in de kunstgeschiedenis Paul Clemen (1866-1947). Clemen was een expert in de monumentenzorg in de voormalige Pruisische Rijnprovincie, gelegen aan de Belgische oostgrens, en hij profiteerde van de oorlogssituatie om wetenschappelijk onderzoek te voeren naar de invloed van de Rijnlandse kunst op het artistieke erfgoed in België. In deze context besloot hij om in het voorjaar van 1917 te starten met de opmaak van een grootscheepse inventaris van het Belgische kunstbezit. In de achttien maanden die volgden, tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, zou hij samen met een team van een dertigtal Duitse kunsthistorici, architecten en fotografen meer dan 10.500 foto’s maken van de belangrijkste monumenten en kunstwerken op Belgische bodem. Een unieke verzameling zag het daglicht.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werden alle negatieven overgebracht naar Duitsland. In de context van de Duitse herstelbetalingen kon de volledige col - lectie in 1925 en 1927 teruggekocht worden door de Belgische Staat. Daarmee beschikte België voor het eerst in zijn geschiedenis over een nationale fotografische inventaris. Sinds de oprichting van het KIK in 1948 wordt de volledige collectie in deze instelling bewaard. Hier vormt ze al meer dan een halve eeuw een uniek instrument in de studie van – en de zorg voor – het Belgische artistieke erfgoed. De geschiedenis van de collectie ging evenwel met de tijd verloren. Enkel de benaming ‘Duitse negatieven’ herinnerde nog aan hun herkomst.

Inhoud

De Duitse negatieven (1917-1918), het Belgisch artistiek erfgoed door de lens van de bezetter

  • De fotograaf voor de lens
  • Tussen propaganda en kunst
  • Een schat aan informatie
  • Honderd jaar later
  • Praktisch
Collectie, Anoniem, Opdracht van Jezus in de tempel, Mariaretabel, Sint-Laurentiuskerk, Bocholt, zilvergelatine op glas, Brussel, KIK,

Anoniem, ‘Opdracht van Jezus in de tempel’ uit het Mariaretabel in de Sint-Laurentiuskerk in Bocholt, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer B016856

Collectie,  Anoniem, Glas-in-loodraam, Sint-Stefanuskerk, ’s Herenelderen, 1917-1918, zilvergelatine op glas, Folium, Codex Eyckensis, Sint-Catharinakerk, Maaseik,

Links: Anoniem, Glas-in-loodraam in de Sint-Stefanuskerk in ’s Herenelderen, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer B020327

Rechts: Anoniem, Folium uit de ‘Codex Eyckensis’ in de Sint-Catharinakerk in Maaseik, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer B019705

In 2001 bestudeerde Christina Kott de opnames in het kader van haar doctoraatsverhandeling en vestigde ze de aandacht op hun uitzonderlijke waarde. In 2006 was de betreurde Dirk Lauwaert zodanig onder de indruk van hun kwaliteit dat hij samen met Marc De Blieck op 10 februari het internationale symposium Duitse negatieven organiseerde in het KIK. Hetzelfde jaar bracht het boek van Christina Kott, Préserver l’art de l’ennemi ? Le patrimoine artistique en Belgique et en France occupées, 1914-1918, de herontdekking van de negatieven in een stroomversnelling. In 2013 reageerde het KIK op een projectoproep van de Kanselarij van de Eerste Minister, waarop de Nationale Loterij een aanzienlijke financiering toekende voor een grootschalig onderzoeksproject. Zowel in België als in Duitsland voerde Christina Kott nieuw archiefonderzoek uit. Dit bracht vele onuitgegeven documenten aan het licht en maakte het mogelijk de geschiedenis van de Duitse inventaris van het Belgische artistieke erfgoed in 1917 en 1918 te reconstrueren.

Tegelijk werden alle Duitse negatieven in hoge resolutie gedigitaliseerd. Deze ervaring was eveneens zeer verrijkend. De op de scans zichtbare details lieten een andere lezing toe en brachten de negatieven als het ware aan het praten: er volgden revelaties over de datum van de opname (terminus post quem aangegeven door de datums op de affiches aan de gebouwen) en de belichtingstijd (beweging van ‘schimmen’: personages die zich verplaatsen tijdens de opname) en er werden details ontdekt van kunstwerken en gebouwen die niet meer bestaan of – al dan niet ingrijpend – werden gerestaureerd.

Paula Deetjen, De deur van het burgerhuis, De Olifant, Halle, zilvergelatine op glas, Brussel, KIK,

Paula Deetjen, De deur van het burgerhuis ‘De Olifant’ in Halle, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a009336

De fotograaf voor de lens

Uitgebreid archiefonderzoek in België en Duitsland maakte het mogelijk om de namen van een groot aantal fotografen te achterhalen. Onder hen bevinden zich de grootste Duitse specialisten in fotografie van kunst van die tijd. Dit geldt in het bijzonder voor Richard Hamann (1879-1961), professor kunstgeschiedenis aan de universiteit van Marburg en oprichter van een prestigieuze fototheek, het Fotografisch Beeldarchief Marburg (Bildarchiv Foto Marburg); Franz Stoedtner (1870-1946), eveneens kunsthistoricus en stichter van het Instituut voor Wetenschappelijke Projectie dr. Franz Stoedtner (Institut für wissenschaftliche Projection Dr. Franz Stoedtner) dat zich toelegde op het leveren van foto’s en diapositieven voor lezingen en publicaties; en Paula Deetjen (1879-1949), weduwe van een arts die in 1915 was gesneuveld in Verdun. Ze was de officiële fotografe van het Museum Folkwang dat was opgericht in Hagen door haar neef Karl-Ernst Osthaus (1874- 1921). Ook de kunsthistoricus en fotograaf Hanns Holdt (1887-1944) uit München verdient hier een vermelding. Allen voerden zij op nationaal niveau fotografische zendingen uit, wat hen onderscheidt van hun andere Duitse collega-fotografen. 

Assistenten in beeld

De archieven bevatten vrij weinig informatie over de manier waarop de Duitse fotografen te werk gingen en welke technieken zij hanteerden. Slechts enkele lijsten met materieel, wat publiciteit en briefwisselingen met fotografische firma’s konden teruggevonden worden. Fragmenten uit die brieven brengen wel de moeilijke financiering en problemen bij het vervoer van personeel en materieel ter sprake. De fotografen kregen in ieder geval slechts beperkte technische richtlijnen mee. Ze moesten kwaliteit laten primeren op kwantiteit en ze werden gevraagd om steeds detailopnames te maken wanneer het belangrijke kunstwerken of gebouwen betrof. Het zijn vooral de negatieven zelf die de modus operandi van de fotografen onthullen: de beeldkwaliteit van het negatief dat sterk afhankelijk is van de belichting, technische camera’s en accessoires die zichtbaar in het beeldveld zijn neergelegd, assistenten en instrumenten in de ‘verloren’ zone van het negatief, en ook de blikken van de toeschouwers.

Collectie, Anoniem, Caritasfiguur, Jacques Dubroeucq, Sint-Waltrudiskerk in Bergen, zilvergelatine op glas, Brussel, KIK,

Anoniem, Caritasfiguur door Jacques Dubroeucq (1505- 1584) in de Sint-Waltrudiskerk in Bergen, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a008255

Slechts een zeldzame keer kan een assistent of de fotograaf zelf in het negatief ontdekt worden. De digitalisering in hoge resolutie en de verdere behandeling van de digitale opname (inversie negatief-positief en optimalisering van het negatief met respect voor het beeld) deden de weerspiegeling van de fotografe Paula Deetjen opnieuw verschijnen in de opname van de deur van De Olifant, een burgerhuis in Halle uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Een man in militaire tenue assisteert haar en houdt het materieel aan haar voeten in het oog.

In de Sint-Jobskerk in Schoonbroek, een dorp in Retie in de provincie Antwerpen, werden negentien foto’s gemaakt van het bekende zestiende-eeuwse retabel. Op een van de negatieven houdt een assistent het retabel gesloten met zijn vingertoppen om zo de geschilderde taferelen bovenaan op de buitenzijden van de luiken te laten fotograferen. De fotograaf deed geen moeite om het achterplan volledig te verbergen. Hij was het namelijk gewoon om een opname achteraf, bijvoorbeeld voor gebruik in een publicatie, te herkadreren of het originele negatief zelfs te retoucheren, waarmee de achtergrond uitgewist werd. In Selange, een deelgemeente van Messancy in de provincie Luxemburg, is eveneens een assistent zichtbaar. De militair houdt een doek achter een wegkruis van het einde van de zeventiende eeuw. Zijn hand is wazig. Hieruit kan afgeleid worden dat hij tijdens de opname met het doek schudde om de plooien minder zichtbaar te maken. Het doek is slordig gepositioneerd. De fotograaf wist dat na herkadrering de achtergrond ook hier zou wegvallen. Dankzij het doek was een retouche tot op de contouren echter niet nodig, wat later een tijdwinst zou betekenen.

In de Sint-Waltrudiskerk in Bergen hield een van de fotografen uiteraard halt bij de Caritas, een van de verpersoonlijkingen van de goddelijke deugden en een meesterwerk van de Bergense beeldhouwer Jacques Dubroeucq uit 1543-1544. Bij de opname heeft de fotograaf door het matglas van zijn camera ongetwijfeld gezien dat de assistent die met behulp van een ladder het achtergronddoek kwam plaatsen, zich nog in het beeld bevond. Vermits het doek niet groot genoeg was, moest de opname in elk geval geherkadreerd en geretoucheerd worden.

wegkruis, Selange, collectie, Erwin Quedenfeldt, beschilderde luiken, retabel, Sint-Jobskerk, Schoonbroek, zilvergelatine op glas,

Links: Erwin Quedenfeldt, Een detail van de beschilderde luiken van het retabel van de Sint-Jobskerk in Schoonbroek, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b020692

Rechts: Anoniem, Een wegkruis in Selange, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b020920

Collectie, Eva, westportaal, Onze Lieve Vrouwekathedraal, Doornik, zilvergelatine op glas,

Anoniem, De figuur van Eva in het westportaal van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Doornik, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a008037

Camera's en gordijnsluiters

In het westportaal van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Doornik, dat dateert uit het begin van de veertiende eeuw, werden gelijktijdig twee platencamera’s gebruikt voor negatieven van dertien op achttien centimeter, en met het ene toestel werd toevallig het andere gefotografeerd. Deze opname geeft daarmee heel wat informatie over het gebruikte type van toestel. Het gaat hier om een technische camera voor glasplaten met een balg, opgesteld op een statief in drie delen waarvan het tweede kan worden gevouwen en het derde uitschuifbaar is. Het objectief, dat bevestigd is op schuivende plankjes, kan horizontaal en verticaal worden verplaatst. Een dergelijke decentrering maakte het mogelijk om, als men zich niet exact voor het te fotograferen onderwerp kon plaatsen, dit wel evenwijdig te houden met het negatief en het optische middelpunt van de lens om zo vluchtlijnen van het perspectief te vermijden.

Collectie, Richard Hamann, zijbeuk, Sint Piatuskerk, Doornik, zilvergelatine op glas,

Richard Hamann, Gezicht op de zijbeuk van de Sint- 9 Piatuskerk in Doornik in zuidwestelijke richting, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b015204 (+detail )

Nog in Doornik, in de Sint-Piatuskerk waarvan de oudste delen dateren uit de twaalfde eeuw, werd op het achterplan van een gezicht vanuit de zijbeuk naar het westen, een technische camera met een dubbele balg ontdekt. Dit indrukwekkende toestel werd gebruikt door Richard Hamann bij een lange focusafstand (de afstand tussen de lens en de plaat). Een dergelijke telelens is geschikt voor een ver verwijderd gezichtspunt, maar laat dankzij de smalle beeldhoek ook toe om details onvervormd te reproduceren.

Collectie, Sint-Pieters- en Pauluskerk, Saint-Séverin-en-Condroz, zilvergelatine op glas,

Anoniem, Gezicht op het schip van de Sint-Pieters- en Pauluskerk in Saint-Séverin-en-Condroz vanuit het koor, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a009908

De twaalfde-eeuwse Sint-Pieters- en Pauluskerk in Saint-Séverin-en-Condroz, een deelgemeente van Nandrin in de provincie Luik, is een parel van de romaanse kunst. Op de banken staat een leren tas, die gebruikt werd als draagtas voor het fototoestel of voor fotografische negatieven, en een kleinere stoffen zak met daarop een gordijnsluiter. Dit mechanisme, dat op het objectief werd geschoven, bestond uit twee spoelen en een doek dat met een draai aan een sleutel op de bovenste spoel werd gerold. Als men op de ontspanner drukte, kwam er een veer in werking en schoot het doek voorbij het objectief. Het doek was over enkele centimeters opengewerkt om het licht te laten invallen, met een snelheid die werd geregeld met een getand wieltje.

Collectie, Burgerhuizen, Hors Château, Luik, zilvergelatine op glas,

Anoniem, Burgerhuizen aan de straat Hors-Château 11 in Luik, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b018889

De straat Hors-Château in Luik met zijn huizen van het einde van de zeventiende en begin van de achttiende eeuw werd uitvoerig gefotografeerd. De belichtingstijd van deze foto, die mogelijk werd genomen in de wintermaanden van 1917-1918, was bijzonder lang: minstens tien seconden. Dit kan afgeleid worden uit de bewegingen van de mensen in het beeld. De man rechts heeft zich tijdens de opname even omgedraaid om naar de fotograaf te kijken. De kinderen links hebben tijdens het poseren hun hoofd bewogen. Een dame liep voorbij en klopte bij de middelste woning aan. Ze keek even naar de fotograaf, maar omdat er niemand opendeed zette ze haar tocht verder en bleef haar ‘schim’ achter in het beeld.

Collectie, Theodor von Lüpke, Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal, Brussel,Congreskolom, zilvergelatine op glas,

Theodor von Lüpke e.a., Gezicht op de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal in Brussel vanop de Congreskolom, juli 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000223

Collectie,Theodor von Lüpke, Sint-Kwintenskerk, Doornik, zuidelijke transeptarm, zilvergelatine op glas,

Theodor von Lüpke e.a., Gezicht op het transept en het schip van de Sint-Kwintenskerk in Doornik vanuit de zuidelijke transeptarm, augustus 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000530

Fotogrammetrie

Ook het Instituut voor Fotogrammetrie van Berlijn (Königlich Preussische Messbild-Anstalt) was betrokken bij het Duitse inventarisatieproject. Het maakte in België zo’n 540 negatieven op glasplaten van veertig bij veertig centimeter waarvan er 532 worden bewaard in het KIK. Het merendeel van deze fotogrammetrische gezichten brengt een enkel gebouw in beeld, al tonen er ook sommige een panorama. Zo ziet men in een foto, genomen vanop de Congreskolom, op het voorplan de wijk van de Lignestraat, in het midden de Sint-Michielsen Sint-Goedelekathedraal en rechts de gebogen voorgevel van de Nationale Bank. Op het achterplan links ontwaart men het Justitiepaleis en rechts het Stadhuis. De fotogrammetrie werd vanaf 1849 in Frankrijk ontwikkeld door de militaire ingenieur Aimé Laussedat (1819-1907) en vanaf 1858 in Duitsland door de architect Albrecht Meydenbauer (1834-1921), oprichter van het Messbild-Anstalt. Hij verfijnde de techniek verder in functie van de conservatie van burgerlijke en religieuze architectuur. De negatieven van het Messbild-Anstalt werden gemaakt met apparatuur met een hoge precisie en dankzij complexe geometrische berekeningen konden grondplannen, doorsnedes en de opstand van het gebouw achteraf worden uitgetekend. Bakenstokken, die in het beeldvlak werden geplaatst, fungeerden als schaalaanduiding en maakten het mogelijk om de andere afmetingen te extrapoleren. Aan de hand van de twee bakenstokken, geplaatst op de tweede zuil van elke zijbeuk van de Sint-Kwintenskerk in Doornik, kon een tekenaar later op basis van een fotoafdruk de afstanden becijferen, waarbij hij rekening hield met de vluchtlijnen van het perspectief. De negatieven op glasplaat werden bovendien bevestigd in kaders met ijkpunten. Deze punten, telkens per twee in het midden van de vier zijden, werden samen met de opname vastgelegd op de lichtgevoelige plaat. Zo kon de tekenaar de middenlijnen gemakkelijk kopiëren op een afdruk.

detail, collectie

Het Messbild-Anstalt, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog onder leiding stond van Theodor von Lüpke (1873-1961), ging ook in de Gentse Sint-Baafskathedraal aan de slag met minstens twee fotogrammetrische fototoestellen. Op een gezicht van de kathedraal, genomen in de middenbeuk in de richting van het hoofdaltaar, ziet men in de linkerzijbeuk een fototoestel van het type dat in 1890 werd ontwikkeld door Meydenbauer, het enige dat werkte met negatieven van veertig bij veertig centimeter. Het apparaat is stevig bevestigd op een driepoot in bamboe. De fotograaf kon de platencamera kantelen dankzij een scharnierend tussenstuk dat tussen de driepoot en de camera was geschroefd. In de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen maakten Theodor von Lüpke en zijn medewerkers een verbazingwekkend gezicht op het transept. De vieringtoren is perfect gecentreerd: aan de hand van de ijktekens (hier een enkel stipje in het midden van elke zijde) kon de fotograaf de exacte positie in het midden van het transept verifiëren.

collectie, Theodor von Lüpke,  Sint-Baafskathedraal, Gent, zilvergelatine op glas

Theodor von Lüpke e.a., Gezicht op het transept van de Sint-Baafskathedraal in Gent in de richting van het koor, september 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000330

Collectie, Theodor von Lüpke, transept, Onze-LieveVrouwekathedraal, Antwerpen, zilvergelatine op glas

Theodor von Lüpke e.a., Het transept van de Onze-LieveVrouwekathedraal in Antwerpen, 13 oktober 1917, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000036

Opmerkelijke gasten

In het kader van de Duitse inventaris van het Belgische artistieke erfgoed werden meer dan honderd fotografische opnames gemaakt van bijna evenveel beeldhouwwerken in de collectie van het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen. Alle foto’s werden gemaakt door Jozef Apers (1882-1963), een van de weinige Belgische fotografen die aan het project meewerkte. De grote interesse voor de verzamelingen van het museum blijkt ook uit het gastenboek. Tussen maart 1917 en november 1918 bezochten tachtig Duitsers de vroegere kunstverzameling van Fritz Mayer van den Bergh (1858-1901). Vele van deze Duitse bezoekers waren bovendien rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken bij de Kunstschutz, de Duitse organisatie voor de bescherming van het Belgische kunstbezit. In de eerste plaats noemen we Paul Clemen, het hoofd van de Kunstschutz en initiatiefnemer van de Duitse inventaris van het Belgische artistieke erfgoed. Maar ook verschillende medewerkers van het project, waaronder de kunsthistorici Erwin Hensler (1882-1935), Julius Baum (1882-1959), Grete Ring (1887-1952), August Grisebach (1881-1950) en Richard Graul (1862-1944) en de fotografe Paula Deetjen, bezochten het museum en schreven hun naam in het gastenboek. Hugo Kehrer (1876-1967), die verantwoordelijk was voor de inventarisering van het kunstbezit in de provincie Antwerpen, bezocht als laatste het museum op 15 november 1918, vier dagen na de officiële ondertekening van de wapenstilstand. Hij voegde de latijnse groet ‘Vale!’ toe aan zijn handtekening.

Collectie, gastenboek, Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen, Jozef Apers, gekruisigde, Christus, zilvergelatine op glas

Links: Dubbelpagina uit het gastenboek van het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen © Museum Mayer van den Bergh (Antwerpen)

Rechts: Jozef Apers, Hoofd van de gekruisigde Christus uit de eerste helft van de zestiende eeuw, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b016178

Collectie, Jozef Apers, Christus-Johannesgroep, Meester Heinrich von Konstanz, zilvergelatine op glas, Brussel, KIK,

Jozef Apers, Detail van de Christus-Johannesgroep door Meester Heinrich von Konstanz (ca. 1280-1290), 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Bruss el, KIK, n e gatiefnumm er b016245

Collectie, Theodor von Lüpke, de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Doornik, Sint-Brixiuskerk, zilvergelatine op glas, Brussel, KIK,

Theodor von Lüpke e.a., Gezicht op de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Doornik vanop de toren van de Sint-Brixiuskerk, augustus 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000492

Tussen propaganda en kunst

De inventarisering van het Belgische artistieke erfgoed door de Duitse Kunstschutz in 1917 en 1918 was in de eerste plaats een wetenschappelijk project. Alle gebouwen en kunstwerken die van een bijzonder belang waren voor de kunstgeschiedenis werden grondig onderzocht, nauwkeurig opgemeten en uitvoerig gefotografeerd. Onder druk van De Keizerlijke Duitse Algemene Regering van België (Das Kaiserliche Deutsche Generalgouvernement Belgien) werd ook deze activiteit van de Kunstschutz zoveel mogelijk in functie gesteld van de Duitse propaganda. Bepaalde Belgische monumenten werden uitgekozen om de culturele en historische banden tussen Duitsland en België aan te halen.

collectie, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Doornik, zilvergelatine op glas

Theodor von Lüpke e.a., Gezicht op het schip van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Doornik in de richting van het koor, augustus 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000501

De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Doornik is hier een treffend voorbeeld van. Deze enorme romaanse kerk met gotisch koor torent sinds de twaalfde eeuw uit boven Doornik en omstreken. Kosten noch moeite werden gespaard om nieuwe hoogkwalitatieve opnames van dit kerkgebouw te maken. Medewerkers van het Messbild-Anstalt beklommen andere kerktorens in de stad om spectaculaire foto’s van de kathedraal en haar omgeving te maken. Ook voor de interieuropnames in de kathedraal werden de dure en tijdrovende opnametechnieken van het Messbild-Anstalt toegepast. Paul Clemen twijfelde er niet aan dat men met behulp van het verzamelde beeldmateriaal zou kunnen aantonen dat de architectuur van de Doornikse kathedraal duidelijke verwantschappen vertoont met de Duitse architectuur uit het Rijnland. Voor hem bewees dit dat de invloed van de Rijnlandse kunst tot in Doornik reikte, niet toevallig gelegen aan de rand van het vroegere Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Deze gemeenschappelijke cultuurhistorische achtergrond zouden de Belgen niet langer kunnen negeren en zou hen hopelijk dichter bij de Duitse bezetter brengen.

Collectie, zilvergelatine op glas, Sint-Pauluskerk, Sint-Jacobskerk, zijaltaar, koorgestoelte, Antwerpen,

Links: Anoniem, Een zijaltaar in de Sint-Pauluskerk in Antwerpen, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b016012

Rechts: Anoniem, Het koorgestoelte van de Sint-Jacobskerk in Antwerpen, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b015984

Barok en burgerarchitectuur

Ook de studie van bepaalde kunststromingen kon in de Duitse propaganda ingepast worden, zij het op een meer subtiele wijze. Dit geldt in het bijzonder voor de barokke religieuze kunst en architectuur die zo kenmerkend is voor Antwerpen. In het kader van de Duitse inventaris van het Belgische artistieke erfgoed werden honderden opnames gemaakt van de barokke koor- en biechtgestoeltes, altaren, beelden en andere interieurelementen die de Antwerpse Sint-Carolus Borromeuskerk, Sint-Pauluskerk en Sint-Jacobskerk sieren. Een directe cultuurhistorische link met Duitsland was hier nochtans veel minder aanwezig. De Duitse onderzoekers wilden echter een poging ondernemen om de barok volledig te doorgronden en het succes van deze kunststroming in de oude havenmetropool te verklaren. Daarmee wilden ze komaf maken met de – in hun ogen – oppervlakkige en al te beschrijvende studies die Belgische kunsthistorici tot dan toe gepubliceerd hadden, of in enkele gevallen hun bevindingen zelfs onderuithalen. Door het gezag van hun Belgische collega’s te ondermijnen hoopten de Duitse kunsthistorici respect af te dwingen bij de Belgische bevolking.

Collectie, Herenhuis, Burgerhuis, Korenlei, Lange Violettestraat, Gent, zilvergelatine op glas,

Links: Anoniem, Herenhuis aan de Korenlei in Gent, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b017916

Rechts: Anoniem, Burgerhuizen aan de Lange Violettestraat in Gent, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b017937

Even opvallend is de Duitse interesse voor de Gentse burgerarchitectuur uit de zestiende en zeventiende eeuw. Talloze Gentse woningen werden gefotografeerd en bestudeerd. Duitse architecten lieten in 1918 zelfs opnames maken van originele architectuurtekeningen uit het Gentse stadsarchief. De verklaring voor deze interesse ligt in hun opvattingen rond architectuur en stedenbouw. De Duitse bezetter beschouwde de Belgische stedenbouw als tomeloos, zonder al te veel respect voor het reeds bestaande en erop gericht om tegen elke prijs een eenheid te creëren. In Duitsland benaderde men de architectuur en stedenbouw vanuit een heel ander perspectief. Nieuwe woningen werden er doorgaans in een regionalistische stijl gebouwd, de zogenaamde Heimatstil. Als nieuwe heersers in België wensten de Duitsers hun aanpak ook hier te propageren. Een uitgebreide verzameling van foto’s van Gentse burgerwoningen uit de zestiende en de zeventiende eeuw zou dan kunnen dienen tot inspiratie voor nieuwe bouwprojecten in de stad en haar omgeving.

Evenmin is het een toeval dat er meer opnames gemaakt werden in Vlaanderen dan in Wallonië. Dit past binnen een ruimer politiek kader, dat van de zogenaamde Flamenpolitik. Het doel van dit Duitse beleid was om de aanhangers van de Vlaamse Beweging gunstig te stemmen om zo hun sympathie op te wekken. Het lijdt geen twijfel dat dit opnieuw door De Keizerlijke Duitse Algemene Regering van België aan de leden van de Kunstschutz werd opgedrongen. Zelf stond Paul Clemen zeer sceptisch tegenover deze politiek. In een brief aan zijn vader van 5 mei 1918 schrijft Clemen dat hij en zijn landgenoten “net als voorheen het meest gehate volk zijn in België, ook bij de Vlamingen, die ons nu voor hun kar spannen”.

Collectie, Paul Becker, Hoeve, Drie Torens, Perk, zilvergelatine op glas,

Paul Becker, De hoeve ‘Drie Torens’ in Perk, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b020257

Techniek en esthetiek

Paul Clemen hoopte alleszins dat de opnames die gemaakt werden in het kader van de inventaris van het Belgische artistieke erfgoed “ook later nog een diepe indruk zullen nalaten op de Belgen”. Niet enkel het aantal verzamelde beelden was hiervoor van belang, ze moesten ook van een uitstekende kwaliteit te zijn. Hiervoor deed hij een beroep op de allerbeste Duitse fotografen, zoals de medewerkers van het Messbild-Anstalt, verschillende kunsthistoricifotografen zoals Franz Stoedtner, Richard Hamann en Hanns Holdt, en Paula Deetjen, de enige vrouwelijke fotografe in het gezelschap. In bepaalde opnames overtroffen deze en andere Duitse fotografen zichzelf, zowel wat techniek als esthetiek betreft. Daarvoor gingen ze op verschillende manieren te werk.

In enkele foto’s trachtten ze een haast poëtische sfeer te creëren. Zo bracht Paula Deetjen de landcommanderij Alden Biesen in Rijkhoven, een deelgemeente van Bilzen in de provincie Limburg, op een opmerkelijke wijze in beeld. Door met haar toestel een welbepaald standpunt in te nemen bouwt zij haar opname in de diepte op: eerst zijn links de twee torens van de oostzijde van het kasteel zichtbaar en vervolgens, verder in de achtergrond, de bijgebouwen en de kapel. Het groen aan de rechterzijde van de foto staat in verhouding tot de hoektoren aan de linkerzijde en zorgt voor een evenwichtige beeldcompositie. Even intrigerend is een opname van de hoeve Drie Torens in Perk, een deelgemeente van Steenokkerzeel in de provincie Vlaams-Brabant. De fotograaf, Paul Becker (1867-1949), laat de bewoners van de hoeve optreden als figuranten. Hiermee lijkt hij eerder het plattelandsleven te willen idealiseren dan de oude hoevegebouwen te documenteren.

De foto van het kunstwerk wordt hierdoor een kunstwerk op zichzelf.
Collectie, Paula Deetjen, landcommanderij, Alden Biesen, Rijkhoven, zilvergelatine op glas

Paula Deetjen, De landcommanderij Alden Biesen in Rijkhoven, 1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a015233

Daarnaast werden er ook specifieke cameratechnieken gebruikt om kunstzinnige foto’s te maken. Dit wordt duidelijk in de opname van een twaalfde-eeuws kapiteel in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Doornik. Door middel van een gedurfde kadrering versterkt de anonieme fotograaf de creativiteit die eigenlijk al aanwezig is in het gefotografeerde object zelf. Hij fotografeert het namelijk van onder uit, zoals het ook ter plaatse gezien wordt, in een as loodrecht op het hoofd van de figuur die nu ook op de foto van het kapiteel lijkt te vallen. De compositie van de foto is overigens perfect gebalanceerd: de zigzagrand van de kapitelen past perfect in het kader en isoleert de figuur van de wazige achtergrond met het gewelf dat helderder is.

Collectie, kapiteel, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Doornik, zilvergelatine op glas,

Anoniem, Een kapiteel in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Doornik, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a008117

De opname in Luik van de Sedes Sapientiae van Evegnée van omstreeks 1060 toont eveneens de technische vaardigheid van de fotograaf, in dit geval Franz Stoedtner. Voor een onbekende reden werd er geen doek gebruikt om de achtergrond te maskeren. Stoedtner vangt deze afwezigheid op met een technische truc. Hij opent het diafragma, wat twee gevolgen heeft. Door de toegenomen lichtinval kan de belichtingstijd worden ingekort. Bovendien wordt de beeldscherpte in diepterichting beperkt tot de zone waarop de focus ligt. De wazige achtergrond die daarbij ontstaat is niet storend voor de lezing van de foto en maskeert toch de omgeving. Wat overblijft is een bijzonder stijlvolle impressie die de esthetische kwaliteiten van het beeldhouwwerk zelfs versterkt. De foto van het kunstwerk wordt hierdoor een kunstwerk op zichzelf.

Ruïnes

In het kader van de Duitse inventaris van het Belgische artistieke erfgoed werden slechts zelden ruïnes gefotografeerd. Het is des te opmerkelijker dat er in de collectie Duitse negatieven van het KIK een opname door Richard Hamann uit 1918 bewaard wordt van de ruïne van de universiteitshal in Leuven. Hier was tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog de universiteitsbibliotheek gevestigd. Het gebouw ging, samen met een groot gedeelte van de Leuvense binnenstad, op 29 augustus 1914 in de vlammen op. In een artikel dat in december 1914 in het Duitse tijdschrift Kunstchronik verscheen, beschrijft Paul Clemen, hoofd van de Duitse Kunstschutz in België, de brand van de universiteitsbibliotheek als het meest betreurenswaardige verlies in het hele land. Geheel in de stijl van de Duitse propaganda trachtte Clemen toch nog een positief verhaal te brengen. Ondanks het feit dat de barokke trappen, het barokke interieur van de grote, bovenste bibliotheekzaal en alle boeken en handschriften aan het vuur ten prooi waren gevallen, hadden de muren van het gebouw de brand goed doorstaan. Ook de oude binneninrichting van de eertijds tweebeukige ruimte bleef goed bewaard. Bij een eventuele restauratie van het gebouw zouden hier ‘slechts’ twee zuilen vervangen moeten worden, aldus Clemen. Mogelijk moest deze foto van de voorgevel van de universiteitshal Clemen zijn eerder cynische betoog ook later nog illustreren.

Collectie, Richard Hamann, universiteitshal, Leuven, zilvergelatine op glas, Franz Stoedtner, De Sedes Sapientiae van Evegnée, zilvergelatine op glas,

Links: Franz Stoedtner, De Sedes Sapientiae van Evegnée, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b018937

Rechts: Richard Hamann, De universiteitshal in Leuven, 1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b019550

Collectie, Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal, Brussel, Putterijwijk, zilvergelatine op glas,

Anoniem, Gezicht op de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal in Brussel vanuit de Putterijwijk, mei 1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b017368

Een schat aan informatie

De Duitse negatieven, die het Belgische kunstbezit in al zijn verschijningsvormen documenteren, zijn een onuitputtelijke bron van informatie voor kunsthistorici. Hoewel de oude zwart-wit negatieven in de fototheek van het KIK een tijd lang werden overschaduwd door de kleurenfoto’s, trekken ze vandaag opnieuw de aandacht door hun grote documentaire waarde. Dat geldt des te meer voor de Duitse negatieven: door hun uitstekende kwaliteit, herontdekt dankzij de digitalisering in hoge resolutie, onthullen ze de toestand van de Belgische kunst en architectuur exact een eeuw geleden.

Collectie, Theodor von Lüpke, Jeruzalemkerk, Brugge, zilvergelatine op glas,

Theodor von Lüpke e.a., De Jeruzalemkerk in Brugge, september 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000167

Maar ook op andere vlakken blijken de Duitse negatieven van onschatbare waarde. Sommige negatieven tonen een ongekende detailrijkdom. Deze kostbare documenten bieden een blik op het leven in het bezette België. De hoge kwaliteit van de gedigitaliseerde negatieven nodigt uit tot minutieus speurwerk naar elementen die tot dusver onzichtbaar bleven. Zo bieden ze informatie over bijvoorbeeld het dagelijkse leven, het militaire leven, de kostuum- en uniformgeschiedenis of de transportmiddelen. Ondanks de subjectiviteit van de fotograaf maakt fotografie het mogelijk om het verleden op een meer ‘objectieve’ wijze te vereeuwigen dan met de grafische kunsten, aangezien talrijke details worden vastgelegd zonder dat de fotograaf, gefocust op zijn onderwerp, zich ervan bewust is. De kwaliteit van de Duitse negatieven maakt ze tot een essentiële documentatiebron voor kunstliefhebbers en wetenschappers uit allerhande disciplines.

Collectie, Burgerhuizen, Kammerstraat, Gent, zilvergelatine op glas,

Anoniem, Burgerhuizen aan de Kammerstraat in Gent, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b017966

Een brug en beschermd erfgoed

Zo blijkt een foto van 1918 genomen in Brussel, met op de achtergrond de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal, van een onvermoede rijkdom. Op de eerste plaats is het een getuigenis van de Wilsonbrug. De afbraakwerken van de Putterijwijk werden in 1914 stilgelegd. Om een doorgang te behouden tussen de Université libre de Bruxelles – gelegen in het voormalige Granvellepaleis –, de Stuiversstraat en de Grasmarkt, werd er een tijdelijke houten brug gebouwd. Pas na de oorlog, in 1919, kreeg ze de naam Wilsonbrug, als eerbetoon aan de Amerikaanse president Woodrow Wilson (1856-1924), omdat de deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog tot de geallieerde overwinning had geleid. Deze foto is bovendien een zeldzame getuigenis van een langdurig stedelijk gezwel: de bouwwerken aan het treinstation Brussel-Centraal zouden pas na de Tweede Wereldoorlog worden afgerond. Op het voorplan onthullen de affiches op de werfschuttingen veel over het dagelijkse leven tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Collectie, Dominicanenkerk, ’s-Gravenbrakel, zilvergelatine op glas,

Anoniem, De oude Dominicanenkerk in ’s-Gravenbrakel, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a008597

In de Galerie Sneyers loopt een tentoonstelling over decoratieve kunsten. Meerdere affiches maken reclame voor het stuk Médecine! in het Théâtre du Bois Sacré en voor filmvertoningen in Select Cinéma. Zelfs na bijna vier jaar bezetting bruist het culturele en artistieke leven in Brussel.

Toch laat de oorlog sporen na in het dagelijks leven. De Jeruzalemkerk in Brugge wilden de Duitse fotografen wellicht louter vereeuwigen als monument van het Belgische bouwkundige erfgoed. Ze dateert van de vijftiende eeuw en heeft een karakteristiek bolvormig torendak, bekroond met een Jeruzalemkruis (Tauvormig kruis). Het plan zou zijn geïnspireerd op dat van de Heilig Grafkerk in Jeruzalem. Maar deze foto is al even interessant door de gewatteerde doeken die elk groot glasraam in de gevel van de kerk beschermen. Deze doeken moesten de schokgolf van een eventueel bombardement opvangen en de glasramen zo behoeden voor schade. In de Brugse binnenhaven, die door een kanaal is verbonden met de haven van Zeebrugge, lagen immers Duitse onderzeeboten die werden geviseerd door Engelse aanvallen. In een tijd waarin luchtbombardementen nog verre van precies waren, liep de stad daarbij een aanzienlijk risico op nevenschade. We zijn hier dus getuige van een concrete maatregel om het erfgoed in oorlogstijd te beschermen.

Collectie, Spoormakersstraat, Brussel, zilvergelatine op glas,

Anoniem, De Spoormakersstraat in Brussel, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b017378

Honger

Overal in België werd het dagelijkse leven van de mensen beïnvloed door de oorlog. We geven hier twee voorbeelden, uit Gent en ‘s-Gravenbrakel. Als gevolg van de handelsblokkade van de geallieerden bevindt België zich in een penibele situatie: er heerst een tekort aan voedsel en andere essentiële levensmiddelen. Het Belgische volk wordt zozeer bedreigd dat er aan het einde van 1914 een Nationaal Hulp- en Voedselcomité wordt opgericht dat samenwerkt met de Commision for Relief in Belgium. Beide organen, onder leiding van de neutrale ambassadeurs van Spanje, Nederland en de VS, hebben de Belgen in staat gesteld om de oorlog te overleven. In 1917-1918 zijn ze nog steeds actief. Een in Gent genomen foto toont het lokale comité voor voedselbevoorrading in deze stad. In ‘s-Gravenbrakel zien we dat Spanje en Nederland garant staan voor de goede organisatie van het nationale comité. Het lokale centrum is ondergebracht in de voormalige dominicanenkerk. De foto geeft nog meer informatie over het dagelijkse leven tijdens de Eerste Wereldoorlog: de bioscoopuitzendingen worden aangekondigd op een krijtbord aan de deur.

Collectie, Anoniem, Burgerhuis, Veldstraat, Gent, zilvergelatine op glas,

Anoniem, Burgerhuis aan de Veldstraat in Gent, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b017969

Uniformen en burgerkleding

De discrete maar feitelijke aanwezigheid van de Duitsers in België kan worden afgelezen van sommige andere negatieven. Dat is zeker het geval voor de foto van een gebouw in de Veldstraat in Gent. Het pand biedt onder meer plaats aan een winkel voor Duitse uniformen en legermaterieel. In Brugge kruiste de bevolking Duitse militairen in de straten. Deze foto’s stellen ons in staat om de geschiedenis van het militaire uniform te ontrafelen. Dankzij hun zeer hoge beeldkwaliteit kunnen ze immers zodanig worden vergroot dat alle elementen van de kostuums duidelijk zichtbaar zijn. In sommige gevallen is het mogelijk om de datering te preciseren op basis van vestimentaire details.

Nog andere negatieven tonen het dagelijks leven in 1917-1918. In de Spoormakersstraat in Brussel verraden de kleren van de kinderen hun sociale klasse. Sommigen van hen dragen klompen, anderen schoenen en nog anderen een soort van pantoffels. Het kind rechts op de foto draagt kleren in ruw doek, terwijl het kind links een mantel van veel betere makelij heeft. 

Collectie, Paula Deetjen, Het Sint-Veerleplein, Gent, 1918, zilvergelatine op glas,

Paula Deetjen, Het Sint-Veerleplein in Gent, 1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a009018

Tijdens de oorlog konden de minstbedeelden en de bejaarden slechts zelden hun kleren vernieuwen en aangezien de prijs van schoenen enorm was toegenomen, werd het vrij gebruikelijk om klompen te dragen. Reclames uit die tijd, in groot formaat geafficheerd op de muren, onthullen de merken en producten die in het begin van de eeuw werden aangeboden. Er zijn ook openbare toiletten zichtbaar. Apotheker Duvieusart droeg de felbegeerde titel van ‘leverancier van Hunne Majesteiten de Koning en de Koningin’ (fournisseur de leurs Majestés le Roi et la Reine). Het uithangbord dateert blijkbaar van de regering van Leopold II want de vitrines betitelen Albert en Elisabeth als prins en prinses, hoewel ze de troon al in 1909 hadden bestegen. Als men al deze details aaneenrijgt slaagt men er uiteindelijk in om de petite histoire te reconstrueren en te verhalen. Dat is niet minder het geval voor de foto genomen op het Sint-Veerleplein in Gent met een markt. De rangen van de marktlui zijn sterk uitgedund: slechts de helft van de plaatsen wordt ingenomen door kraampjes. Veel klanten zijn er niet. Ook hier krijgen we een goed beeld van de kledij uit die periode.

Collectie, Perez de Malvenda,  Wollestraat, Brugge, september 1917, zilvergelatine op glas,

Anoniem, Huis ‘Perez de Malvenda’ aan de Wollestraat in Brugge, september 1917, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b016925

Collectie, Paula Deetjen, kasteel van Moulbaix, Aat, 1918, zilvergelatine op glas,

Paula Deetjen, Het kasteel van Moulbaix in Aat, 1918, zilvergelatine op glas, 13 x 18 cm Brussel, KIK, negatiefnummer a008625

Militaire voertuigen

De geschiedenis van de militaire voertuigen kan eveneens worden gedocumenteerd, in het bijzonder dankzij een foto van het kasteel van Moulbaix in Aat die vrij uitzonderlijk is in de collectie. Hoewel de Duitse fotografen over het algemeen zorg droegen om niet te veel aandacht te vestigen op de bezetting, is hun wagen hier zeer goed zichtbaar op het voorplan. De wagen werd blijkbaar ter beschikking gesteld van de fotografen; de nummerplaat ‘VI-5179’ verraadt dat het gaat om een Duits militair voertuig. De Romeinse cijfers preciseren dat de auto toebehoort aan het Zesde Leger, tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in België. Deze foto is dus zowel waardevol voor de automobielgeschiedenis als om de troepenbewegingen te documenteren. Het is geweten dat het kasteel tijdens de oorlog dienst deed als militair hospitaal, wat de aanwezigheid van mannen in verplegerstenue verklaart. De nieuwsgierigen achter de ramen zijn ongetwijfeld patiënten.

Voor en na

Deze Maria met Kind werd rond 1460-1464 geschilderd door Rogier van der Weyden (ca. 1400-1464) en zijn atelier. Het schilderij vormde oorspronkelijk een tweeluik met het Portret van Jean Gros, nu in het Art Institute in Chicago. Aan het begin van de twintigste eeuw behoorde de Maria met Kind tot de verzameling van de Brugse geneesheer Désiré-Joseph De Meyer (1833-1926). Zoals de Duitse opname van december 1917 aantoont, was het werk toen zwaar gehavend. Korte tijd later onderging het een ‘hyperrestauratie’, uitgevoerd door Jef Vander Veken (1872-1964). Vander Veken beperkte zich niet tot het opvullen van lacunes, maar overschilderde een groot deel van het oppervlak en bracht waar nodig craquelures aan om het werk authentiek te doen lijken. Op dat moment was het schilderij in het bezit van de Brugse bankier Emile Renders (1872-1956). Daarom is het ook gekend als de Renders-Madonna.

Collectie, Maria met kind, Hervé Pigeolet, Désiré-Joseph De Meyer, Musée des Beaux-Arts, Doornik, Zilvergelatine op glas,

Links: Anoniem, ‘Maria met Kind’ in de verzameling van Désiré-Joseph De Meyer in Brugge, december 1917, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b017058

Rechts: Hervé Pigeolet, ‘Maria met Kind’ in het Musée des Beaux-Arts in Doornik, 2010, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x042515

Collectie, Jean-Luc Elias, ruïnes, Prinsenhof, Grimbergen, 2015, digitale opname,

Jean-Luc Elias, De ruïnes van het Prinsenhof in Grimbergen, 2015, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x102759

Honderd jaar later

De verzameling Duitse negatieven van het KIK is een waardevol instrument voor de studie en de bescherming van het Belgische kunstbezit. Historische monumenten en kunstobjecten werden doorheen de tijd het slachtoffer van vernielingen, verloedering, structurele aanpassingen, al dan niet ingrijpende restauratiecampagnes en modernisering. De fotografische inventaris van het Belgische artistieke erfgoed die in 1917 en 1918 werd opgesteld, laat toe om deze historische evolutie en transformaties grondig te bestuderen. Dit wordt duidelijk wanneer de Duitse negatieven worden vergeleken met herfotografie: de fotografen van het KIK namen vanuit hetzelfde standpunt opnieuw een foto, honderd jaar later.

Collectie, Paul Becker, Prinsenhof, Grimbergen, zilvergelatine op glas,

Paul Becker, Het Prinsenhof in Grimbergen, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b018536

Ruïnes en reconstructies

Van het zeventiende-eeuwse kasteel Prinsenhof in Grimbergen staan vandaag enkel nog de gevels van de woonvertrekken en de muren van een hoektoren en de donjon overeind. Al de rest ging in september 1944 op in vlammen. De brand was niet het gevolg van een bombardement, maar werd moedwillig aangestoken door terugtrekkende Duitse troepen. Ze wilden voorkomen dat de in het kasteel opgeslagen munitie in handen zou vallen van de geallieerde strijdkrachten. Het kasteel werd niet heropgebouwd. Sinds 1980 zijn de ruïnes beschermd als monument en worden ze door middel van instandhoudingswerken behoed voor verder verval. De Duitse opname van het kasteel uit 1917 of 1918 is een unieke informatiebron voor de studie van het gebouw. Dankzij de hoge beeldkwaliteit kunnen de kleinste details bestudeerd worden, tot en met de structuur en de afwerking van de dakvensters.

Collectie, Sint-Maternusbasiliek, Walcourt, zilvergelatine op glas, digitale opname,

Links: Anoniem, De Sint-Maternusbasiliek in Walcourt, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b020510

Rechts: Stéphane Bazzo, De Sint-Maternusbasiliek in Walcourt, 2016, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x106642

Collectie, Richard Hamann, Stéphane Bazzo, Sint-Gertrudiskerke, Nijvel, digitale opname, zilvergelatine op glas,

Links: Stéphane Bazzo, Het westwerk van de Sint-Gertrudiskerk in Nijvel, 2016, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x106611

Rechts: Richard Hamann, Het westwerk van de Sint-Gertrudiskerk in Nijvel, 1917-1918, zilvergelatine op glas met latere retouches, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b020092

Vele andere gebouwen werden na vernieling tijdens de Eerste of de Tweede Wereldoorlog wel terug opgebouwd of gerestaureerd. De Duitse negatieven documenteren dan het bouwwerk voor de vernieling of vormen een getuigenis van de toestand voor de restauratie. Dit laatste is het geval voor de Duitse opname uit 1917 of 1918 van de Sint-Maternusbasiliek in Walcourt. In 1914 was de toren van het kerkgebouw volledig afgebrand. Hij zou pas in 1926 hersteld worden.

Ook het uitzicht van de romaanse Sint-Gertrudiskerk in Nijvel veranderde drastisch. Het kerkgebouw dateert uit de twaalfde eeuw, maar onderging vele aanpassingen. Zo werd het westwerk bekroond met een gotische torenspits. Deze ging, samen met de rest van het kerkgebouw, op in vlammen na een bombardement in 1940. Er werd gekozen voor een historische reconstructie. Het westwerk werd gerestaureerd naar wat mogelijk de originele, twaalfde-eeuwse toestand was, met een karakteristieke achthoekige romaanse toren. Deze hypothetische reconstructie was sterk omstreden. Uiteindelijk mochten in 1974 de inwoners van Nijvel over de heropbouw beslissen in een volksraadpleging.

Collectie, Hervé Pigeolet, Ravensteingalerij, Brussel, digitale opname,

Hervé Pigeolet, De Ravensteingalerij in Brussel, 2015, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x081035

Verdwenen monumenten

Collectie, Theodor von Lüpke, Granvellepaleis, Brussel, zilvergelatine op glas, retouches,

Theodor von Lüpke e.a., Het Granvellepaleis in Brussel, juni, juli of augustus 1918, zilvergelatine op glas met latere retouches, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000201

Uiteraard is het erfgoed niet enkel in oorlogstijd blootgesteld aan vernielingen. Sommige belangrijke historische gebouwen moesten in de afgelopen honderd jaar plaats maken in het kader van ruimtelijke reorganisaties. Een voorbeeld hiervan is het paleiscomplex dat kardinaal-bisschop Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586) vanaf februari 1551 in Brussel had laten optrekken. Na zijn gedwongen vertrek in 1564 bleef het complex onvoltooid achter. De meeste bijgebouwen belandden in de negentiende eeuw onder de sloophamer, maar de eigenlijke woonvertrekken van de kardinaal-bisschop, met een monumentale voorgevel, bleven tot in de twintigste eeuw bewaard. Deze vleugel wordt beschouwd als een meesterwerk van de renaissancearchitectuur in de Nederlanden. De vormentaal wordt omschreven als ‘Romeins’ of ‘farnesisch’, een verwijzing naar de trouwe navolging van het belangrijkste model: het Palazzo Farnese in Rome. De renaissancegevel werd in de zomer van 1918 gefotografeerd door medewerkers van het Messbild-Anstalt. Enkele jaren later, in 1931, werd ook deze laatste vleugel van het paleiscomplex gesloopt in het kader van de aanleg van de Noord-Zuidverbinding in Brussel. Op dezelfde plaats werd in 1954-1958 de Ravensteingalerij opgetrokken naar het ontwerp van de architecten Alexis Dumont (1877-1962) en zijn neef Philippe Dumont (1914-1988). De Ravensteingalerij is sinds 2009 geklasseerd. In dit geval ruimde het ene monument dus plaats voor het andere.

Collectie, Franz Stoedtner, Hervé Pigeolet, doopvont, Reinier, Hoei, Sint-Bartholomeüskerk, Luik, digitale opname, zilvergelatine op glas,

Links: Franz Stoedtner, De doopvont van Reinier van Hoei in de Sint-Bartholomeüskerk in Luik, 1917-1918, zilvergelatine op glas, 18 x 24 cm Brussel, KIK, negatiefnummer b019211

Rechts: Hervé Pigeolet, De doopvont van Reinier van Hoei in de Sint-Bartholomeüskerk in Luik, 2016, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x107106

Collectie, Stéphane Bazzo, digitale opname, Theodor von Lüpke, Broodhuis, Grote Markt, Brussel, zilvergelatine op glas,

Boven: Theodor von Lüpke e.a., Het Broodhuis op de Grote Markt in Brussel, juli 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000222

Onder: Stéphane Bazzo, Het Broodhuis op de Grote Markt in Brussel, 2016, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x081022

Bewaard

Enkele Duitse negatieven illustreren dat er ook Belgisch kunstbezit en erfgoed is dat goed werd bewaard. Zo bevat de collectie een opname van de doopvont in de Sint-Bartholomeüskerk in Luik. Ze werd omstreeks 1107-1118 vervaardigd door de kopergieter Reinier van Hoei voor de Onze-Lieve-Vrouwter-Doopvontkerk in Luik. Sinds 1803 bevindt de doopvont zich in de Sint-Bartholomeüskerk in dezelfde stad. Het is een absoluut meesterwerk en een van de hoogtepunten van de Maaslandse kunst. De vont wordt tot op vandaag gebruikt om het doopsel toe te dienen.

Ook het Broodhuis op de Grote Markt in Brussel bleef perfect bewaard. Het gebouw is niet zo oud als het lijkt. In juli 1918, toen het gefotografeerd werd door de medewerkers van het Messbild-Anstalt, was het zelfs nog relatief nieuw. Het huidige bouwwerk vervangt een ouder gebouw dat in 1860 in gehavende staat werd aangekocht door de stad Brussel. Onder leiding van de Brusselse architect Pierre-Victor Jamaer (1825-1902) werd het gebouw volledig gesloopt en heropgebouwd naar de originele plannen van de zestiende-eeuwse architect Antoon II Keldermans († 1515). Pas aan het einde van de negentiende eeuw was het huidige Broodhuis volledig herbouwd en werd het ingericht als het eerste stadsmuseum. Dankzij weloverwogen restauratiecampagnes in de twintigste eeuw wist het Broodhuis zijn uitstraling en zijn functie als Museum van de Stad Brussel te behouden.

Collectie, Theodor von Lüpke, Burgerhuizen, Haverwerf, Mechelen, zilvergelatine op glas,

Theodor von Lüpke e.a., Burgerhuizen aan de Haverwerf in Mechelen, augustus 1918, zilvergelatine op glas, 40 x 40 cm Brussel, KIK, negatiefnummer f000441

Andere gebouwen bleven sinds hun oprichting in de zestiende en de zeventiende eeuw bijna volledig bewaard en werden in de twintigste eeuw met veel respect voor hun originele karakter gerestaureerd. Een frappant voorbeeld is de huizenrij aan de Haverwerf in Mechelen die in augustus 1918 door de medewerkers van het Messbild-Anstalt werd gefotografeerd. Een vergelijking met de herfotografie honderd jaar later doet op het eerste gezicht vermoeden dat er haast niets veranderd is. Aan het hoekhuis Het Paradijs van omstreeks 1520-1525 zijn slechts enkele kleine restauratie-ingrepen zichtbaar. De puntgevel kreeg zijn torenvormige pinakels terug en de vensters werden opnieuw opgedeeld door stenen kruiskozijnen. De zijgevel werd ten slotte nog ontpleisterd om de karakteristieke speklagen in witte steen terug zichtbaar te maken. Zo kreeg de laatgotische gevel met vroeg-renaissancistische kenmerken zijn originele uitzicht terug.

Collectie, Jean-Luc Elias, Burgerhuizen, Haverwerf, Mechelen, digitale opname,

Jean-Luc Elias, Burgerhuizen aan de Haverwerf in Mechelen, 2015, digitale opname Brussel, KIK, negatiefnummer x102845

De Duitse negatieven (1917-1918) Het Belgisch artistiek erfgoed door de lens van de bezetter

Nationale expo

Warandepark - Ingang: Koningsstraat of Hertogstraat 1000 Brussel - Openingstijden: 15 juni 2017 – 17 september 2017 Doorlopend geopend. De toegang is gratis. Bereikbaarheid: Het Warandepark ligt in het centrum van Brussel en is eenvoudig met het openbaar vervoer te bereiken. Het Warandepark ligt op vierhonderd meter van het treinstation Brussel-Centraal en is eenvoudig te voet te bereiken via de Ravensteingalerij of de Warandeberg. Treinstation Brussel-Centraal: Metro 1 richting Stokkel. Afstappen aan halte Park. Metro 5 richting Herrmann-Debroux. Afstappen aan halte Park. Toegankelijkheid: De nationale expo is toegankelijk voor mensen met een beperkte mobiliteit.

Deelexpo’s 2017

Literatuurlijst

  • Christina Kott, Inventorier pour mieux contrôler? L’inventaire photographique allemand du patrimoine culturel belge, 1917-18, in: Serge Jaumain e.a. (red.), Une guerre totale? La Belgique dans la Première Guerre mondiale. Nouvelles tendances de la recherche historique, Brussel, 2005, pp. 283-300.
  • Christina Kott, Préserver l’art de l’ennemi? Le patrimoine artistique en Belgique et en France occupées, 1914-1918, Brussel, 2006. Christina Kott, Photographie de monuments et guerres: l’exemple des missions photographiques allemandes en France et en Belgique, 1914-1918, in: La France et la Belgique occupées (1914-1918). Regards croisés, Villeneuve-d’Ascq, 2009, pp. 14-23.
  • Hilke Arijs, Fotohistorisch onderzoek van een collectie Duitse glasnegatieven (1914-1918) van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, in: Bénédicte Rochet en Axel Tixhon (red.), La petite Belgique dans la Grande guerre. Une icône, des images, Namen, 2012, pp. 431-454.
  • Marie-Christine Claes, Les fonds 1914-1918 dans la photothèque de l’Institut royal du Patrimoine artistique, in: La France et la Belgique occupées (1914-1918). Regards croisés, Villeneuve-d’Ascq, 2009, pp. 8-13.
  • Marie-Christine Claes, Een positieve erfenis van de wereldoorlogen in België. Het concept en de verzamelingen van het KIK, in: Erfgoed Brussel, 11-12 (2014), pp. 60-73.
  • Marnix Beyen, Art and Architectural History as Substitutes for Preservation. German Heritage Policy in Belgium during and after the First World War, in: Nicholas Bullock e.a. (red.), Living with History 1914-1964. Rebuilding Europe after the First and Second World Wars and the Role of Heritage Preservation, Leuven, 2011, pp. 33-43.
  • Thomas Goege, Kunstschutz und Propaganda im Ersten Weltkrieg. Paul Clemen als Kunstschutzbeauftragter an der Westfront, in: Jahrbuch der Rheinischen Denkmalpflege, 35 (1991), pp. 149-168.

Mobiele applicatie

Download de ErfgoedApp van FARO en ontdek de Duitse negatieven van alle Belgische provinciehoofdsteden en Brussel in een stadswandeling. Meer info op de website van Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (kikirpa).

Online tool

Ga na of de Duitse bezetter ook in uw gemeente of stad opnames maakte. Alle Duitse negatieven kunnen bekeken worden in een speciale online tool op de website van Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (kikirpa).

Download hier de pdf

De Duitse Negatieven (1917-1918) - Deel 1

De Duitse Negatieven (1917-1918) - Deel 2