De hamvraag is altijd geweest: hoe konden de twee zonen, die hun vader nauwelijks gekend hebben, die werken zo goed kopiëren, terwijl de meeste originelen al lang verkocht waren? Het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) heeft daar zijn tanden ingezet en de filiatie Pieter Bruegel de Oude - Pieter Brueghel de Jonge grondig uitgespit. Grondig is het juiste woord. Men onderzoekt voor het eerst systematisch en op grote schaal alles wat onder de zichtbare oppervlakte schuilgaat: ondertekening, infrarood reflexfotografie, X-stralen en dendrochronologisch onderzoek van de houtpanelen. Zo krijgt men een gigantische hoeveelheid data van details, die men kan vergelijken met alle besproken werken (via een speciale website). Er is twintig jaar gewerkt aan dit immense wetenschappelijke en internationale project. De eer gaat naar Christina Currie, die haar loopbaan in het KIK begon als restauratrice. Zij werkte deze studie uit tot een proefschrift aan de universiteit van Luik, met als promotor professor Dominique Allart. Samen tekenen zij een monumentale uitgave, in drie delen en in het Engels, die uiterst belangrijk is voor de kennis van onze schilderkunst van voor en na 1600.
Currie en Allart nemen aan dat Bruegel zeer veel tekeningen gemaakt heeft van ontwerpen, zowel details als volledige werken. Dat ligt voor de hand. In Pieter Bruegel Ongezien! treden Manfred Sellink en Maximiliaan P.J. Martens dat standpunt bij. Maar er zijn er slechts zestig bewaard gebleven. Manfred Sellink kan in de tentoonstelling in het Museum Mayer Van den Bergh toch een pas ontdekte tekening van Pieter Bruegel I presenteren en daarnaast zowat de helft van het grafische werk, uitgegeven door Cock en anderen. Daarin kan men, bij voorbeeld, de langzaam verdwijnende impact van Hieronymus Bosch op Bruegel volgen.
De laboratoriumstudie in het KIK van een 70-tal werken van vader en zoon Pieter Bruegel brengt alleszins aan het licht dat de vader op technisch gebied helemaal niet de erfgenaam van de grote traditie van de Vlaamse primitieven was. Hij schildert vaak zeer spontaan (afwijkend van de ondertekening) en houdt rekening met de suggestiekracht van een paar lijnen of vlakken. Die haast moderne vrijheid treft men niet aan bij de zoon die uiteraard streeft naar een getrouwe gelijkenis met het vaderlijke voorbeeld, zelfs al heeft hij het origineel niet gezien.