Vrijwilligers zijn van onschatbare waarde voor ons cultureel leven. Ook musea, van klein tot groot, kunnen rekenen op financiële en logistieke steun van hun ‘Vrienden’. Vrijwilligers engageren zich even goed voor het lokale erfgoed dat ze zorgzaam koesteren. Neem nu de Vrienden van de Sint-Sulpitiuskerk in Diest. ‘Hun’ kerk is om velerlei redenen de moeite waard. In het jongste jaarboek brengen ze de historie van een man die al bijna vierhonderd jaar in een grafkelder onder het koor van de Sint-Sulpitiuskerk begraven ligt: Prins Filips-Willem van Oranje-Nassau, de oudste zoon van de Zwijger. Waarom vond hij in Diest zijn laatste rustplaats en niet in de Nieuwe Kerk in Delft, zoals alle belangrijke Oranjes na de Zwijger? Vorig jaar bezocht ik het museum Prinsenhof, ook in Delft, waar de gids vol vuur vertelde over Willem van Oranje en de opstand. Over Filips-Willem zei de gids geen woord want “die heeft hier geen plaats”. Geen plaats voor de prins in het Prinsenhof of de Nieuwe Kerk in Delft, maar dus wel in Diest.
Het jaarboek Oranje-Nassau, Prins Filips-Willem en Diest is een interessant verhaal, geschreven door Michel Van der Eycken. Hij is bestuurslid van de ‘Vrienden’, doctor in de geschiedenis en hoofd van het Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Van der Eycken opent met de geschiedenis van het Huis van Nassau dat in de twaalfde eeuw werd opgebouwd rond de gelijknamige burcht in de vallei van de Lahn in Duitsland. We volgen de graven van Nassau die er dank zij een uitgekiende huwelijkspolitiek in slaagden hun bezittingen uit te breiden, eerst in het Rijnland en vanaf 1403 in de Nederlanden. In de schaduw van de Bourgondische hertogen ontpopten de Nassaus zich tot een van de machtigste medespelers in onze gewesten. Met Diest ging het in die vijftiende eeuw de omgekeerde richting uit. De familie van de heren van Diest stierf uit, de economie slabakte en de ambachten kwamen in opstand. Bij de afhandeling van zo een opstand in 1499 werd graaf Engelbert II van Nassau de nieuwe heer van Diest. Omdat toen de band tussen Diest en de Nassaus begon, krijgt de biografie van Engelbert II (1451-1504) de nodige aandacht. Dat is ook zo voor René van Chalon (1519-1544) die het vorstendom Orange en bezittingen in Franche-Comté en de Dauphiné erfde. Hij was de eerste Nassau die zich prins van Oranje mocht noemen. En dan komen we bij Willem van Oranje (1533-1584), eveneens heer van Diest, al was het Anna van Lotharingen, de weduwe van René van Chalon, die er de plak zwaaide. Willem had zich in het midden van de zestiende eeuw weten op werken tot de meest vooraanstaande edelman van de Nederlanden. Samen met Alva was hij een van de belangrijkste raadsheren van de Spaanse koning. Het tij keerde en de Zwijger koos de kant van opstandelingen. De auteur weet hier op een boeiende manier de grote geschiedenis van de opstand in de Nederlanden te doorweven met het lot van de kleine Oranjestad Diest die mee in de storm terechtkwam en een zeer zware tol betaalde.