In 2010 schreef Luc Rombouts met Zingend brons het standaardwerk over vijfhonderd jaar beiaardmuziek in de Lage Landen en de Nieuwe Wereld. Rombouts is beiaardier van de KU Leuven en van de stad Tienen. Van 2010 tot 2014 coördineerde hij het dossier dat leidde tot de erkenning door de UNESCO van onze beiaardcultuur als een voorbeeld van de omgang met immaterieel cultureel erfgoed. In 2016 doctoreerde Luc Rombouts aan de Universiteit Utrecht met een proefschrift over de oorsprong van de beiaard. En nu is er zijn nieuw boek: Zingende torens.
Het boek heeft twee inleidende hoofdstukken. Het eerste verhaalt het klankrijk verleden van de beiaardcultuur in Vlaanderen. Het is een beknopte versie van Zingend Brons. Het begint in de dertiende eeuw, toen ‘beyaerden’ een variant werd van het traditionele klokkenluiden, en eindigt in de twintigste eeuw met de Mechelse beiaardbeweging en haar wereldwijde invloed. Het tweede inleidend hoofdstuk over de beiaardcultuur vandaag sluit daar naadloos op aan. Het tekent het gevarieerde beiaardlandschap in Vlaanderen, dat met 68 torenbeiaarden verreweg de hoogste ‘beiaarddichtheid’ ter wereld heeft.
Met zo’n rijk beiaardverleden is het verwonderlijk dat Vlaanderen geen enkele historische beiaard meer heeft. Die van Antwerpen, Diest, Mechelen, Tielt en Turnhout hebben wel nog vrijwel alle historische klokken, maar meer dan vijftig zijn grotendeels of volledig 20ste- of 21ste-eeuws. Opmerkelijk zijn de gevolgen van de luchtvervuiling op de klank van vooral de kleinere klokken, waardoor die vervangen moesten worden. Klavieren en draadverbindingen zijn overal vervangen door nieuw materiaal.