Het komt vaker voor dat schilders tot beeldhouwen overgaan en dat zij in deze nieuwe discipline belangwekkende stukken tot stand brengen. De drang naar een meer directe weergave van hun gevoel voor plasticiteit, de wil tot vernieuwing en verruiming van vormentaal en uitdrukkingsmiddelen vanuit het platte vlak de ruimte in, liggen ongetwijfeld aan de basis van dit fenomeen.
De Italiaan, Medardo Rosso, had oorspronkelijk een schildersopleiding gevolgd. Maar al gauw is hij gaan boetseren. Het materiaal dat hij gebruikte - was - leent er zich toe om licht en schaduw in verglijdende vormen in elkaar te doen overgaan: hij bereikte er dezelfde atmosferische effecten mee, als zijn schilderende impressionistische tijdgenoten.
Minder gewaardeerd in eigen land, trok hij naar Parijs. Hier had hij goede contacten met Rodin, en ook met Emile Zola.
De versluierde, glimlachende sfeer van het Parijse 'fin de siècle' inspireerde Rosso tot tal van tafereeltjes en portretkoppen - waaronder het 'Joods jongetje' uit de Middelheimverzameling en, verwant hiermee, het 'Kind in de zon', uit het Kröller-Müller museum te Otterlo. Bij deze subtiele sculpturen komt Rosso's uitspraak in herinnering, 'men moet kunnen leven en toch dromer zijn'. De kunstenaar weet in deze hoofdjes een opvallende levendigheid te bereiken, geïnspireerd door de indruk en de visie van een bepaald moment.