De rok suggereert een monumentale helderheid, die echter door de subtiele detaillering van de andere onderdelen aangetast en onzeker gemaakt wordt. Hoe langer we naar dit schilderij kijken hoe meer we bewust worden dat eenzelfde onzekerheid aanwezig is in de aanvankelijk zo helder en vanzelfsprekend lijkende frontale stand van deze vrouw. Staat deze vrouw werkelijk voluit ? Maar waarom hangen haar armen dan niet gewoon naast haar lichaam ? Of rusten de handen op haar schoot ?
Dat zou betekenen, dat ze niet staat doch zit. Wanneer we ons op de onderste helft van dit portret concentreren, kunnen we dat inderdaad uit de golvingen van de wijde rok en de positie van de handen opmaken.
De stand en expressie van de hele figuur spreken het evenwel voortdurend tegen. Men heeft wel geprobeerd deze merkwaardige onduidelijkheid te verklaren als een perspectivische vertekening, die het gevolg is van een hoog blikpunt dat Schiele hier koos. Maar hoe komt het dan dat de vrouw ons toch gewoon recht aankijkt ?
Het meest waarschijnlijk is, dat we het moeten interpreteren als een door Schiele doelbewust aangebrachte onduidelijkheid. Evenals de nerveusheid van sommige contouren en de binnentekening, en de langgerektheid van de proporties, was het voor hem één van de middelen om in dit portret, die labiele, gespannen geestesgesteldheid voelbaar te maken die door dit hele schilderij zo intens aanwezig is en het zo'n uitgesproken eigen lyriek geeft.
In de tijd waarin Schiele werkte, werd Wenen nog beheerst door de 'Jugendstil'. De langgerektheid van de proporties, de golvingen van de rok en de verfijnde kleuren in Schieles portret zijn zeker niet los te zien van deze kunststroming, waar ook Schieles leermeester Klimt een belangrijk vertegenwoordiger van was.
De nerveuze, korte en scherpe lijnen van de binnentekening wijzen echter veel meer naar het expressionisme dat toen in Duitsland aan het opkomen was. De vormgeving van het expressionisme is wel minder verfijnd, veel robuuster en sneller geneigd tot ingrijpende vervormingen van de werkelijkheid. Dat kunnen we goed waarnemen aan een typisch voorbeeld van het Duitse expressionisme: het schilderij 'Twee vrouwen' (1914) van Schmidt-Rottluff.
De vrouwen zijn sterk geschematiseerd met zware contouren en felle donkere kleuren weergegeven - we kunnen hier eigenlijk beter zeggen: opgeroepen. Er is weinig diepte. De twee vrouwen staan voor in het beeldvlak en vullen dat vrijwel geheel.
Kenmerkend voor het expressionisme is dat één bewogen stemming het hele schilderij beheerst en zelfs een voortzetting vindt in de lijst van het schilderij.