Het stadsfestival ‘Antwerpen Barok 2018’ heeft de tweede helft ingezet met onder andere enkele nieuwe tentoonstellingen. Zo focust het Museum Plantin-Moretus op de samenwerking tussen Balthasar I Moretus en vooraanstaande kunstenaars, zoals zijn vriend Rubens, die samen het barokboek hebben ‘uitgevonden’.
Zoals Rubens in de schilderkunst en Moretus in de boekdrukkunst, waren er toen in Antwerpen instrumentenbouwers actief die vakmanschap koppelden aan vernieuwing. Hun ateliers leverden muziekinstrumenten die internationaal toonaangevend waren. Een gedecoreerd Ruckers-klavecimbel kostte evenveel als een Rubens of een Van Dyck. Omdat de Antwerpse bouwers van klavierinstrumenten dreigen overstemd te worden door de grote barokschilders publiceerde Museum Vleeshuis | Klank van de Stad het boek Antwerpen Klavecimbelstad. Dat museum heeft de op één na grootste collectie Antwerpse klavecimbels en virginalen ter wereld in huis. Enkel het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel heeft er nog meer in de collectie.
Jos van Immerseel, klavecinist en dirigent van Anima Eterna, speelt de prelude van het boek. Hij herinnert er aan dat destijds in conservatoria de studenten in contact konden komen met de historische instrumenten waarvoor de muziek was geschreven. Vanaf het midden van de twintigste eeuw belandden de instrumenten in musea, waar ze enkel nog dienden om naar te kijken. In het Museum Vleeshuis mochten ze wel bespeeld worden. Van Immerseel getuigt dat dit bepalend is geweest voor zijn persoonlijke ontwikkeling en dat hij zo honderden studenten op de juiste weg heeft kunnen zetten. Nadat ook het museum een tijd was gestopt met het laten bespelen van de historische instrumenten, wil het nu opnieuw muziek laten klinken. Het boek Antwerpen Klavecimbelstad onderstreept die dynamiek.
Thimoty De Paepe, conservator van Museum Vleeshuis | Klank van de Stad, geeft een korte geschiedenis van het klavecimbel, waarvan de eerste vermeldingen dateren van omstreeks 1400, en wijst op de verschillen met een piano en met een virginaal. Foto’s van dokken, stempinnen, snaren en registerknoppen verhelderen deze technische uitleg. De Paepe behandelt de evolutie van de Antwerpse klavecimbels in de zeventiende eeuw en wijst op de ontwikkelingen waardoor nieuwe muzikale mogelijkheden ontstonden.
Na een kaderstuk over de Gouden eeuw van Antwerpen komen de hoofdrolspelers van het boek: de klavierbouwersdynastie Ruckers-Couchet. Die begint kort voor 1575, toen Hans Ruckers in de Scheldestad arriveerde. Van hem zijn slechts vijf instrumenten overgeleverd. Na zijn dood namen zijn zonen Johannes (1578-1642) en Andreas (1579-1651/53) de zaak over. Andreas Ruckers is goed vertegenwoordigd in Museum Vleeshuis, onder meer met belangrijke klavecimbels uit 1615 en 1644, die op de Vlaamse Topstukkenlijst staan. Met de volgende generatie, Andreas II Ruckers en Joannes Couchet, eindigt in 1655 de glorietijd van de dynastie.