De Koning Boudewijnstichting beheert een uitzonderlijke collectie werken van Philippe Wolfers (1858-1929) en zijn zoon Marcel (1886-1976). De Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis spelen hierin een fundamentele rol. Sinds 2017 bewaart het museum de archieven en stelt juwelen en beeldhouwwerken tentoon in de winkel Wolfers – rond 1910 ontworpen door Horta, in 1973 ontmanteld en in 2017 gerestaureerd en geïntegreerd in een museumzaal.
Wolfers - 125-jarige dynastie van edelsmeden
Deze mooi uitgegeven publicatie gaat dieper in op de tumultueuze geschiedenis van het familiebedrijf Wolfers, op de archieven van Philippe en op de beeldhouwer Marcel. Marcel Wolfers stuurde de familiestamboom bij en schrapte de naam Philip Wolff om de oorsprong van de familie minder makkelijk achterhaalbaar te maken. Met oude kaarten, afschriften van ex-librissen en zelfs met een lakstempel nam de familiegeschiedenis een bocht voor het goede doel. Marcel bewees hiermee dat de naam Wolfers van Nederlandse en zelfs Vlaamse oorsprong was, waardoor de familie op 9 oktober 1942 vrijgesteld werd van de Jodenverordening van 31 mei 1941.
De oorsprong van de familie gaat terug tot het negentiende-eeuwse Duitsland, waar de bewuste Philip Wolff (1764-1848) acht kinderen kreeg. Zoon Edouard week uit naar Brussel en begon er in 1836 een edelsmederij. Louis Wolfers (1820-1892) was een zoon uit een tweede huwelijk van Philip. In 1852 registreerde hij een eigen meesterteken, een gedrukte hoofdletter W met daaronder een kop van een everzwijn.
De zonen van Louis kwamen in de tweede helft van de negentiende eeuw aan boord. Naast het drijven van de groothandel verkocht Philippe Wolfers ook aan particulieren, met een eerste winkel in de fraaie Koninginnegalerij. Het boek illustreert de gedetailleerd afgewerkte stukken door dieper in te gaan op een theekan, waarin Philippe Japanse inspiratie versmolt met een kleine putto aan de voet van de kan. Het atelier ging verder op die weg en integreerde neostijlen met japonaiserie. Met een nieuwe vennootschap in 1890 stipuleerde men uitdrukkelijk dat er plaats moest zijn voor een detailhandel en men produceerde nu ook juwelen. Max Wolfers, nog een zoon van Louis, was een durver en opende een veel grotere en luxueuzere winkel vlak bij de kathedraal. Nog een andere zoon, Robert, introduceerde een industrieel productieproces met hydraulische persen. In die tijd evolueerde de tafeletiquette van de service à la française naar de service à la russe: elk gerecht werd nu apart en opeenvolgend geserveerd. Dit resulteerde in een vraag naar verschillende soorten bestekken die met hydraulische persen veel sneller geproduceerd konden worden.
De commerciële uitbreiding ging verder, met partnerschappen zoals met de Antwerpse juwelier Emile Anthony en buitenlandse allianties in Frankrijk en Duitsland. Rond 1900 werkten er meer dan 150 mensen in Brussel. Men ontdekte ook de reductiemachine waarmee Lalique perfecte miniatuursculpturen maakte. Philippe Wolfers verdiepte zich dan weer in de kunst van het emailleren. Dat leidde onder andere tot het indrukwekkende juweel Libel (1902-1903), samengesteld uit goud, vensteremail, opaal, robijn en diamant.
Na de Eerste Wereldoorlog wist het bedrijf zich heruit te vinden, maar de crisis van de jaren 1930 betekende ei zo na het faillissement en met de dood van Philippe droogde de creatieve bron op. Na de Tweede Wereldoorlog was de wereld veranderd. Verzilvering was bijna de norm en inox kwam eraan. De verliezen waren te groot en na 125 jaar, medio 1970, viel het doek over Wolfers Frères.
Wie zich wil verdiepen in de familie Wolfers en haar belang vindt zeker zijn gading in deze publicatie. De familiegeschiedenis (een stamboom was handig geweest) wordt regelmatig onderbroken met verdiepende delen over kunstwerken, technieken, scharniermomenten en Horta’s ontwerp van de winkel. Waar het wat aan ontbreekt, is meer duiding bij het schurend erfgoed. Beschaving en Barbarij (1897) verbeeldt de strijd tussen de beschaving (een zwaan) en de barbarij (een zwarte draak). Het was het topstuk tijdens een groot banket ter ere van Edmond van Eetvelde, staatssecretaris van de Onafhankelijke Kongostaat. De publicatie prijst het terecht als een van de topcreaties van de art nouveau. En het “illustreert de toenmalige visie op het wingewest en op hun beschavende invloed”. Heeft de Koning Boudewijnstichting hier vandaag ook een visie op?