De eeuwenlange dialoog tussen de Vlaamse en Venetiaanse schilderscholen heeft al heel wat inkt doen vloeien. Het publiek kreeg maar zelden de kans daar iets van te zien. Gelukkig is er nu de grote tentoonstelling in Bozar.
Vlaanderen - Venetië: 1500–1800, Topstukken uit de Accademia Carrara in Bergamo en het KMSK Antwerpen
Mecenaat
Met de tentoonstelling Venetian and Flemish Masters doet Bozar voor de tweede keer een beroep op wat vergeten maar niet minder interessante verzamelingen in NoordItalië. Na de collectie van de Savoie's uit Turijn komt nu die van Bergamo, de vierde belangrijkste verzameling schilderkunst in Italië, aan de beurt.
Achter deze show vol grote namen (met Bellini, Tiziano, Canaletto, Van Eyck, Bouts, Jordaens e.a.) gaat een mooi verhaal over mecenaat schuil. Zo kan men zich de verzameling van het KMSK Antwerpen moeilijk voorstellen zonder het legaat van ridder Florent Van Ertborn (1784- 1840), die in het begin van de negentiende eeuw - zeer opmerkelijk tegen de mode in - veel en bijzonder interessant werk uit de veertiende tot zestiende eeuw aankocht (Van Eyck, Van der Weyden, Fouquet...). Hij wou een verzameling opbouwen die nuttig was voor de kunstgeschiedenis en de kunstenaars.
Het is niet anders in Bergamo. Daar werd de Accademia Carrara opgericht dank zij het legaat van graaf Giacomo Carrara (Bergamo, 1714 - 1796). Deze stamde uit een rijke familie en gebruikte zijn fortuin om een grote verzameling schilderijen en sculpturen - vooral van de Venetiaanse school (zestiende - einde achttiende eeuw), ook die van Lombardije, Toscanië en Vlaanderen - op te bouwen. Hij liet alles na aan een stichting die gedurende heel de negentiende eeuw die werken toonde in het neoklassieke paleis, dat hij voor zijn collectie had laten bouwen. De stichting zette het verzamelwerk van Carrara verder en zorgde ook, zoals bepaald in het legaat, voor de kunstacademie, ondergebracht in hetzelfde gebouw. In het begin van de twintigste eeuw werd het een stedelijke instelling.
Bergamo, een vergeten parel
In Italië gaat bijna alle aandacht naar steden als Venetië, Firenze en Rome. Kleinere plaatsen, die ook een indrukwekkend kunstpatrimonium hebben, verliest men uit het oog. Dat is zo met Bergamo. Het is een zeer oude stad, opgericht door de Kelten en oorspronkelijk Bergheim genaamd. Daarna kwamen de Romeinen, lokale heersers en eeuwenlang was Bergamo de continentale hoofdstad van de Venetiaanse Republiek. De Venetianen bouwden kolossale vestingmuren, op de Romeinse versterkingen. De bovenstad bleef zo onberoerd door de aanleg van een nieuwere stad aan de voet van de berg, in de vlakte, waar later een autostrade kwam en een luchthaven. De toeristen die daar aankomen stromen dadelijk door naar Milaan of het Gardameer.
Zo heeft het oude Bergamo een dromerige charme bewaard. In de smalle, kronkelende straatjes is het rustig, haast intiem. Men ontdekt er de intact gebleven pleinen en monumenten van een verlaten hoofdstad. Vele gebouwen vertonen een mengsel van stijlen, van romaans tot en met barok, omdat er eeuwenlang aan gewerkt werd. Neem nu de Duomo of de grote San Maria Maggiore met een weelde aan gotische en renaissancestukken, Vlaamse en Florentijnse wandtapijten, houtinlegwerk naar ontwerp van Lorenzo Lotto en barokke schilderijen van G. Tiepolo.
Niet te missen is de grafkapel van Bartolomei Colleoni, een huurlingenleider, van wie een meer dan levensgroot bronzen ruiterbeeld - een werk van Verrocchio - in Venetië staat. De grote aristocratische families woonden er in stadspaleizen. Voor de handel, de markten en de manufacturen was er plaats in de benedenstad. De Accademia Carrara ligt misschien niet toevallig halfweg de boven- en benedenstad. Giacomo Carrara stamde immers uit een recent geadeld geslacht dat zijn fortuin verworven had in de handel (en niet via het grootgrondbezit zoals de oude adel).
Een dialoog met vele stemmen
In de loop van de vijftiende eeuw dringt de schilderkunst uit de Nederlanden door in Italië, aan de vorstenhoven en meer nog via de handel. Brugge speelt een grote rol omdat veel handelaars uit Zuid-Europa daar (en later in Antwerpen) een vaste plaats op de markt hadden. Die contacten droegen eeuwenlang bij tot een levendige uitwisseling van ideeën en kunstwerken .
In belangrijke centra als Napels en Firenze waren belangrijke Vlaamse schilderijen aanwezig. De invloed daarvan is evident in het werk van de Italiaanse schilders, op vele gebieden. Op technisch gebied ziet men de opkomst van het schilderen in verschillende lagen, wat Vasari, wat kort door de bocht 'olieverfschilderkunst' noemt. Even belangrijk is het streven naar een overtuigende opbouw van figuren in interieurs en landschappen. Het Vlaamse gevoel voor een licht dat alles kon verenigen en tegelijkertijd de kleuren meer diepte gaf, heeft de Italiaanse schilderkunst een nieuwe dimensie gegeven.
In geen enkele streek is die dialoog zo intens geweest en gebleven als in Venetië, de Venetiaanse republiek en geheel Noord-Italië. Men stond daar ook open voor de Duitse kunst. Zo bezocht Dürer de stad. Venetiaanse kunstenaars kwamen in het Noorden werken, als Jacopo di Barberi. Het gaat hier maar om twee voorbeelden.
Het is nuttig deze achtergrond wat in het hoofd te hebben, want de tentoonstelling is opgebouwd rond een dialoog van schilderijen. Het visuele overtuigt sneller dan historisch inzicht of een of andere theorie.
De Accademia is bijzonder rijk aan werk van Bellini, een schilder die men haast natuurlijk met Venetië identificeert. Er zijn immers heel wat werken van hem bewaard gebleven in Venetiaanse instellingen. Men confronteert zijn werk en dat van Pisanello met tijdgenoten als Petrus Christus en Hans Memling. Vooral deze laatste had veel succes in Italië, wegens zijn innoverende en geraffineerde portretten. Ook Van Eyck, Van der Weyden en Bouts spelen hier mee. In de zestiende eeuw (Cinquecento) kent de Venetiaanse schilderkunst een onovertroffen hoogtepunt met Titiaan, Palma de oude, Tintoretto en Veronese. U ziet hier begrijpelijkerwijze niet de monumentale composities met allegorische onderwerpen, maar veeleer kleinere religieuze werken en landschappen. Een uitstekende Titiaan komt overigens uit Antwerpen. U ontdekt hier schilders van wie men zelden werk kan zien als Marco Basaiti, Pordenone en Bassano. Het uitbundige licht van de landschappen vindt men ook bij Patenier. Breughel ontbreekt hier helaas volledig, al was zijn werk (en vooral dat van zijn familie) in alle grote Italiaanse collecties aanwezig.
De zeventiende eeuw staat in het teken van de kracht en inventiviteit van Rubens, van wie men slechts een werk te zien krijgt, en de Antwerpse school met Jordaens, Fijt, Snijders, Beuckelaer, Cornelis Huysmans enz. Uit Bergamo ziet u een paar opmerkelijke werken van Padovanino en Balestra en in de achttiende eeuw G.B. Tiepolo, die aansluit bij Rubens.
In de achttiende eeuw dringt een genre afkomstig uit de Oude Nederlanden, de veduta, door in Venetie en wordt daar immens populair. Er zijn twee werken van Luca Carlevarijs, die dat genre in Venetië invoerde. Canaletto, Guardi (met drie werken) en Bellotto ontbreken uiteraard niet. Het jongste werk is een tafereel met gemaskerde figuren, van Pietro Longhi, typisch voor de laatste jaren van de aristocratische maatschappij in de Dogenstad.
Tentoonstelling
Venetian and Flemish Masters Bellini, Tiziano, Canaletto - Van Eyck, Bouts, Jordaens. Van 11 februari tot 8 mei 2011. Open: dinsdag t.e.m. zondag van 10 tot 18 uur, donderdag tot 21 uur - Gesloten: maandag. Bozar Expo, Koningsstraat, 1000 Brussel - tel. 02 507 42 00