Stralend als een engeltje zit een jong meisje in een rommelige herberg. Een elegant geklede jonker is vrijpostig nabij geschoven. Met zijn zoetgevooisde praatjes weet hij haar te verleiden om haar verstelwerk even te laten. Ze wendt haar hoofd naar hem, zonder hem in de begerige ogen te kijken. Bedeesd, maar wel aangelokt door steedse allure en lieve zinnetjes.
Aan de andere zijde van de gedekte tafel gaat het er geanimeerd aan toe. Een joviale man wijst grijnzend naar een sip kijkende jongeman. Ook de waardin heeft er plezier in. Zij maken zich vrolijk over de eenvoudig geklede kerel die lijkt te mokken. Waarom is hij zo mistevreden, en laat hij zijn bierkruik onaangeroerd? Laten we zijn stuurse blik volgen. Uit zijn ooghoeken houdt hij het meisje in de gaten. Niet zomaar een meisje, maar wel zijn lief meisje. Dreigt hij haar warme hartje te verliezen aan die rijke gladjanus uit de stad?