In de rubriek STROOMOPWAARTS verkent Tamara Beheydt de Belgische hedendaagse kunst. Haar oog valt op kunstenaars die, klimmend naar de top, tegen de stroom in durven gaan: met verrassende onderwerpen, met vernieuwende technieken of met pertinente vragen. Deze maand: Laurens Legiers.
Stroomopwaarts: Laurens Legiers en recente Belgische kunstgeschiedenis
Kunstenaar Laurens Legiers (1994) heeft – voor zijn jonge leeftijd – een herkenbare stijl. Zware, expressieve penseelstreken of kriebelige details zijn niet aan hem besteed. Zijn werk lijkt helder leesbaar, zijn verftechniek is gelijkmatig. “Met een focus op het motief als geheel, in plaats van op details en afzonderlijke kenmerken, lijken de beelden zacht, bijna grafisch en vormen ze de perfecte basis voor het licht- en schaduwspel dat hij op het oppervlak van zijn schilderijen uitvoert,” zo beschrijft curator Sasha Bogojev het accuraat. Legiers werkt met zachte, afgeronde vormen en bescheiden kleuren. Het perspectief is uniek: er is niet echt sprake van een voor- en achterplan; het dieptezicht wordt bijna louter gecreëerd door een subtiel schaduwspel. Hierdoor blijft het oppervlak getemperd, mild. Je kan er als kijker zonder al te veel moeite in duiken en genieten. Er zijn amper obstakels, het beeld is harmonieus accomoderend, verstoken van ego van de kunstenaar.
Legiers past in een schare jonge Antwerpse schilders, een nieuwe generatie die figuratief schildert en vaak met – ik ben voorzichtig met deze stempel – een naïeve toets. Enkelen van die nieuwe talenten integreren referenties aan Belgische of Vlaamse kunstgeschiedenis. Onder zijn tijdgenoten schijnt Legiers de meest uitgesproken ‘Belgische’ kunstenaar te zijn.
Toen ik voor het eerst zijn werken zag, op de zogenaamde Wunderwall van PLUS-ONE Gallery en Gallery Sofie Van de Velde in Antwerpen, voelde ik spontaan en onverklaarbaar een soort ‘Belgitude’ in het werk. Helemaal thuisbrengen kon ik het niet, maar het zou iets te maken kunnen hebben met de mosselen, die in enkele schilderijen de show stelen, met de appels die aan Magritte deden denken, of met de grijzige tinten die zich herhalen in de Belgische lucht.
Over mosselen en eieren
De mosselen en andere tekenen van een ‘Belgitude’ waren er niet toevallig: de kunstenaar verklaart zelf dat hij er in die periode naar streefde om “een Belgisch schilderij” te maken. Meerdere werken roepen daardoor associaties met andere kunstenaars op, omdat hij zich bewust in een traditie, of kunstgeschiedenis, wil inschrijven – weliswaar zonder zijn sterke karakter te verzwakken, want een copycat is hij allerminst.
Wanneer mosselen en kunst samenkomen, is een associatie met Marcel Broodthaers (1924-1976) onvermijdelijk. Hij maakte vanaf 1965 meerdere werken met mosselschelpen, waaronder zijn befaamde Grande Casserole de Moules dat tot de collectie van S.M.A.K. behoort. Hierin staat de mossel “symbool voor België en haar nationale eetcultuur,” maar er is ook meer: “Voor Broodthaers is de mossel onafhankelijk, bestaat ze in haar eigen schelp, laat ze zich niet vormen naar de grillen van de maatschappij en is ze in deze zin perfect.”
Mosselen; natuur, met witte wijn, met looksaus, met of zonder groenten, altijd met frietjes: een van de meest geliefde Belgische gerechten. Dat Broodthaers’ mosselschelpen leeg zijn, wijst erop dat het diner al voorbij is, de gezelligheid ten einde. Zijn mosselpot is – onder meer – een monument aan de schoonheid én de banaliteit van die Belgische identiteit, die inherent verbonden lijkt met het eten van een bepaald gerecht. Bij Legiers drijven de mosselen levend rond in de zee, hun habitat. Ook bij hem is de mossel perfect – zelfs surreëel perfect: hij geeft hun schelp een ideale ronding, van een onwerkelijke gladheid.
Hetzelfde geldt voor eieren, of misschien is het correcter om te zeggen: eiervormen. In sommige werken lijkt Legiers duidelijk eieren te schilderen (beelden die doen denken aan de traditionele zoektocht naar paaseieren), in andere beelden zien we wellicht rotsen in wat eigenlijk dezelfde vorm is. De stenen, bergen of keien zijn zo prachtig afgerond, dat het niet zeker is wat ze voorstellen. Dit maakt bovendien de schaal onstabiel, en draagt bij tot de surrealistische kwaliteiten van het werk: liggen er zeesterren en mosselen op een reeks eieren? Of op de toppen van een bergketen? Beide opties zijn even onwaarschijnlijk en intrigerend.
Waar bij Legiers de eiervormen een ritmische, esthetische en formele rol spelen, gebruikte Broodthaers om een andere reden eierschalen in zijn oeuvre. Voor hem waren ze een object uit het dagelijks leven; hun vergankelijkheid hield een subtiele kritiek op de commerciële aspecten van de kunstwereld in. Zijn assemblages kondigden de conceptuele kunst aan in België en sloten nauwer aan bij de arte povera dan bij het surrealisme, waarvan hij zich wilde afzetten.
Leesbaarheid: de invloed van Jean Brusselmans
Legiers is bewonderaar van het werk van Jean Brusselmans (1884-1953), een Belgische schilder die tijdens zijn leven, en ook later, wat onder de radar bleef. Hij kreeg een overzichtstentoonstelling in 2018 in het Gemeentemuseum van Den Haag. Wat Legiers in het oeuvre van Brusselmans aanspreekt is “zijn directheid, de leesbaarheid van zijn werken.” Dat streeft de kunstenaar naar eigen zeggen zelf na.
“Het werk van Brusselmans oogt naïef, maar is met meesterlijke hand geschilderd.” Dit citaat van Benno Tempel staat dichtbij het werk van Legiers: ook zijn werk zou als naïef ervaren kunnen worden. Van onbeholpenheid is echter geen sprake. Van een afstandje zou je kunnen denken dat zijn werken geaibrusht zijn, maar niets is minder waar: hij werkt vanuit de losse pols, en dus zeer beheerst. Die virtuositeit is overigens iets dat hij doelbewust oefent: door vaak hetzelfde onderwerp te schilderen, probeert hij de afbeelding ervan – weliswaar binnen zijn eigen beeldtaal – te perfectioneren. Wanneer de beste versie bereikt is, laat hij het onderwerp achter zich. Het is geen toeval dat de mosselen, kreeften, bladeren, slakken, etc. in verschillende composities en in verschillende contexten (winter, zomer, regen, zonsondergang) terugkomen.
Met naïef wordt hier eigenlijk bedoeld dat elk geschilderd object vlot leesbaar is, duidelijke contouren heeft en geen onnodige details bevat. Legiers hanteert een abstractie die leidt naar essentie: alle herkenbare elementen zijn aanwezig, maar alle individualiserende details ontbreken. Zijn werk evolueert van relatief landschappelijk en narratief naar meer formeel, symmetrisch, harmonieus. Het gaat niet om een complex plot, maar om een heldere, comfortabele compositie. Legiers wil “een sfeer creëren, een aangenaam gevoel overbrengen; zoals de rustige vreugde die je kan ervaren bij het kijken naar een mooie zonsondergang.” Dat streven was ook Brusselmans niet vreemd.
Een sluier van regen en wolken
Hoewel Legiers naar zijn voorbeelden kijkt, vaak met een technische vraag in het achterhoofd (à la: zijn de lelies van Monet donkerder of lichter dan het water?), schildert hij altijd vanuit de herinnering. Daarom verliest hij zich niet in een multitude aan details; hij brengt zijn onderwerpen naar een essentie, die symbolisch is, maar ook aangenaam en rustig om naar te kijken. Altijd weet hij op voorhand perfect wat hij zal creëren: het object, de schaal, de kleuren, de compositie; alles is duidelijk nog voor zijn penseel het doek raakt. Slechts zelden wijzigt hij dit plan tijdens het werken.
Wel beïnvloedt het ene schilderij het andere: het schilderen van mosselen leidde naar een interesse in de zee en andere zeedieren, zoals kreeften. Op de vraag waarom hij voor kreeften en bijvoorbeeld niet voor vissen kiest, is het antwoord eenvoudig: omdat hun vorm hem interesseert en uitdaagt; omdat ze binnen zijn persoonlijke esthetiek passen. Af en toe leidt ook een toevalligheid naar het volgende onderwerp: de prachtige zonsondergang vanuit het raam van zijn atelier spoort hem aan om die oranjegele gloed in zijn schilderijen te verwerken, en een hevige regenbui doet hem beseffen dat ook dat interessant kan zijn om naar te kijken; het vertroebelt de perceptie.
Terwijl ik deze tekst schrijf, stroomt de regen al dagen uit de lucht. Het Belgische weer grauwer dan ooit, en slaat het deprimerend in op ons gemoed. Over het landschap en de stad hangt een blauwgrijze waas, een filter die het licht dempt. Het contrast met het troostende, gele licht, dat ik uit noodzaak aansteek, is groot. Het heeft iets ambigu moois, die aanhoudende regen. Het zachte geruis, het zicht van stromend water op het raam en in de goot, terwijl ik zelf binnenzit en een trui draag in de zomer. Typisch Belgisch?
Legiers verklaart dat hij inspiratie haalt uit de romantische landschappen van onder andere Caspar David Friedrich (1774-1840): de stormen, de wilde zee, de donkere voorplannen met een stralend zonlicht op de achtergrond. Die sublieme dynamiek en natuurlijke kracht die de romantici exploreerden, is echter niet letterlijk in zijn werk te vinden. Onrust is hem vreemd. Alle werken – bij mijn weten zonder uitzondering – zijn gekenmerkt door een comfortabele symmetrie, een harmonieuze compositie en soepele kleurschakeringen. Wel bepaalt vaak één kleur of kleurtint het schilderij; over de meeste werken lijkt een grijzige waas te hangen, alsof ons uitzicht verdonkerd is door regenachtig en bewolkt weer.
Het lijkt erop dat Legiers sinds 2020 meer naar gematigde grijze, groene en blauwe kleurtinten neigt, en minder naar felle warme kleuren, zoals die voordien voorkwamen. Daar waar zijn blakende en bruuske kleurvlakken konden doen denken aan Brusselmans, zijn zijn kleuren nu zachter en minder sterk onderscheiden. In meerdere werken speelt Legiers recent met schakeringen van lichtblauw naar grijs, kleuren die aan het oeuvre van René Magritte (1898-1967) herinneren. De bolle, ronde wolken en de zachte blauwe tinten komen in zekere zin bij Legiers terug. Daar voegt hij zelf nog aan toe: de gestileerde bladeren, die vaak een hele boom voorstellen. Bij hem gaat het om bladeren die met hun besneeuwde toppen bergen zouden kunnen zijn; eveneens een hoofdknik naar de romantiek dus. Ook in het eerder genoemde schilderij met de appels zien we dat: op de voorgrond staat een stapel zwarte appels, terwijl op de achtergrond nog meer appels zweven in een roodoranje zonsondergangkleur.
De regen, die bij Legiers uit grote verticale druppelvormen bestaat, verspreid over het doek, kan gelezen worden als een – misschien onbewuste – reflectie van het Belgische weer, maar dit is voor hem een formele aangelegenheid; een object dat binnen zijn esthetisch universum past. Voor hem heeft de regen dezelfde functie als de (horizontale) golven van de zee: het breken met de gladde, zachte vormen van de andere geschilderde elementen. Het laat de kunstenaar toe om op een iets expressievere manieren zijn eigen werk te “doorstrepen”; de prachtig afgelijnde afwerking te counteren met een dikkere penseelstreek, een dynamiek die stilistische haaks staat op de rest van het werk. En daarin herkennen we dan weer iets van Brusselmans: “Dit grijs is een evocatie van de wolkenmassa, die hier en daar ook wordt weergegeven door brede, achterblijvende grijze strepen. Hieruit kunnen we hun drijvende beweging afleiden”, schreef Rudi Fuchs over hem. In zijn zeegezichten is het water steeds beweeglijk en doorkruist het werk nadrukkelijk, net zoals de wolkenpartijen, die zich massief van de ene kant van het beeld naar het andere bewegen – wel binnen een horizontaal landschap, iets wat bij Legiers nooit voorkomt.
In zijn opvallende en soms gekke combinaties van vormelijke elementen en objecten, zoals kreeften, mosselen, bladeren, bloemen, slakken, wolken, regen en rotsen, is Legiers een erfgenaam van het Belgische surrealisme. Zijn werk is net mysterieus en humoristisch genoeg om de aandacht te trekken, maar blijft accomoderend en streeft er vooral naar een aangename sfeer te scheppen. Is het niet typisch Belgisch om het beste van verschillende werelden te zoeken, om naar schoonheid te streven, om humor en aantrekking te vinden in de meest alledaagse dingen? De bescheiden esthetiek, de zachte vormen en de gedoseerde humor sierden het Belgische surrealisme van onder meer Magritte, en nu de schilderijen van Legiers. Schijnbaar zonder enig moeite, en vooral zonder pretentie, creëert de kunstenaar een unieke beeldtaal die een hommage is aan de grootste van zijn Belgische voorgangers, en bovendien aanspreekt, prikkelt en intrigeert.