De fotografie is uiterst verzorgd en elk ontwerp wordt aan de hand van een korte heldere tekst geduid. Hierin aarzelt de auteur niet om het werk waar nodig in een historisch perspectief te plaatsen. Samyn is vernieuwend, maar trekt zijn neus niet op voor traditie en verwijzingen wanneer hij dat nodig acht. Complexiteit in de uitvoering staat vaak in combinatie met de rechtlijnigheid van het basisconcept. Dat maakt er het aflezen van de plans voor een leek niet eenvoudiger op. Dat is wel even op de tanden bijten, maar de schitterende foto’s en simulaties maken heel veel goed.
De Anthologie wordt voorafgegaan door een tweetal diepgravende essays. Het betoog van ingenieur Pierre Spehl over De Kunst van de Ingenieur heb ik, na een korte poging, naast mij neer moeten leggen. Oude Euclidische nachtmerries staken dreigend de kop op. Daarentegen heb ik mij ten volle kunnen verdiepen in het essay van Pierre Puttemans waarin hij Philippe Samyn en zijn intenties analyseert, zo helder als de complexiteit van het onderwerp het toelaat. Hij plaatst het werk in zijn historisch perspectief niet enkel ten opzichte van het modernisme en haar contemporaine uitlopers. Zo wijst hij op een aantal vernieuwende constanten in dit zeer diverse werk, zoals de ecologische dimensie. Deze bezorgdheid voor het milieu slaat niet enkel op de aandacht voor de recycleerbaarheid van materialen, maar ook op het optimaliseren van hun gebruik, en dit al in de vroegste fase van het concept. Daarin ziet Puttemans een verwijzing naar de theoretische boodschap van Henry Van de Velde die, na het temmen van zijn Art Nouveau-demonen, bleef hameren op het ‘rationeel concept’ in de architectuur en de vormgeving in het algemeen. Bij Samyn wordt dit de ‘rationele poëzie van het bouwen’ en dit opent totaal nieuwe perspectieven.
Eigenaardig genoeg komen wij over de warme persoonlijkheid die wij bij Samyn vermoeden heel weinig te weten. Wie daarop gerekend had bij het lezen van een gesprek dat op de Anthologie volgt komt bedrogen uit. Het gesprek wordt gevoerd met SAI en dat staat voor Philippe Samyn & Partners, Architects and Engineers, de bvba die hij in 1980, als startend ingenieur, oprichtte. Wij horen Samyn en Denis Mélotte, een van zijn tien vennoten, de standpunten van het bureau vertolken, maar zijn eigen stem klinkt hier niet door.
Het functioneren van de groep wordt zeer goed en professioneel uit de doeken gedaan, net als de genese van een project. Elke constructie moet geoptimaliseerd worden tot een compleet organisme. Er bestaat geen SAI-formule, maar elk dossier wordt als een prototype behandeld en elk project wordt bij wijze van spreken als dusdanig beschouwd. De boodschap klinkt helder en een beetje nadrukkelijk.
En daar missen wij de persoonlijke toets van Philippe Samyn, dat poëtische dat in tal van werken afleesbaar is, zoals het gebruik van meer dan tweeduizend kindertekeningen als een fris patchwork op één van de wanden van zijn zeer lineaire brandweerkazerne te Houten (Nederland). Daar moet de man toch zelf iets over te vertellen hebben. Heel wat vondsten getuigen van een onbevangenheid in het concipiëren, zowel het massaal gebruik van gerecycleerde houten ramen in de gevel van een gebouw van de Europese Unie, als de glooiende lijn van een voetgangersbrug of het gebruik van traditionele Afrikaanse technieken in een schoolgebouw te Lubumbashi. De voorbeelden zijn legio en hij moet er nog veel meer in gedachten hebben. Spijtig genoeg wordt ons die blik achter de schermen niet gegund.
Wij moeten het dan maar stellen met hetgeen wel gezegd en vooral getoond wordt. Die oogst is niet te versmaden. Als voorbeeld, ons uitgangspunt van daarnet: de kaft van het boek. Het onverklaarbare beeld stelt inderdaad een uitgevoerd project voor, een bestaande constructie. Het is een inkijk in de traphal en toren van het Glazen Huis te Lommel. In de dertig meter hoge kegelvormige structuur passen twee wenteltrappen. ’s Nachts geeft de verlichting onderaan elke trede het geheel een feeëriek uitzicht, terwijl het aan rationaliteit niets moet inboeten. Een beeld om nooit te vergeten. Was het niet Le Corbusier die de architectuur bestempelde als ‘un jeu magnifique’?