Paul van Ostaijen was de belangrijkste woordvoerder van het modernisme in Vlaanderen. Door zijn belangstelling voor de theoretische fundering van de moderne kunst, zowel literair als plastisch, verleende hij bovendien aan dat modernisme een intellectueel statuut. Het werd hem niet onvoorwaardelijk in dank afgenomen. Méér dan een halve eeuw na zijn dood blijft hij nog een controversiële figuur, al werd hij sinds de jaren vijftig het boegbeeld van een jonge avantgarde: in de bloemlezing 'Waar is de eerste morgen?' gaf Jan Walravens aan Van Ostaijen een ereplaats naast Gezelle in het voorportaal der 'experimentelen'. Maar wordt Van Ostaijen echt geaccepteerd, elders dan in de kleine parochie van getrouwen? Het valt te vrezen dat men verder niet méér dan lippendienst bewijst aan enkele eenvoudig in het geheugen liggende verzen als 'Marc groet 's morgens de dingen', of 'Melopee'.
De unieke betekenis van Paul van Ostaijen ligt niet enkel in zijn waarde als dichter, of als schrijver van groteske novellen, - al heeft hij op elk van die terreinen keurwerk voor anthologieën gepresteerd, - maar in de totaliteit van zijn oeuvre: naast de lyricus en novellist is er ook de essayist Paul van Ostaijen.
Praktijk en theorie zijn voor hem gelijkwaardige fasen van één intellectuele en artistieke impuls. Eén van zijn axioma's als kunstcriticus is dan ook dat de kunstenaar enkel waarde heeft indien zijn intellect de controle behoudt over zijn lyrische aandrang. Deze zogenaamd 'cerebrale' instelling is wel de voornaamste oorzaak waarom hij minder respons kreeg dan een figuur van zijn formaat verdiende. De roep van August Vermeylen om 'more brains' vond in de Vlaamse cultuurgemeenschap nooit zo'n overweldigende weerklank.