Of haar portret tussen haar geliefde juwelen kon worden opgehangen, dat was de wens van Hélène Godtschalck bij haar legaat aan de KMKG in 1915. De nieuwe zaal Preciosa brengt die wens nu in vervulling.
Nieuwe zaal in de KMKG: Preciosa - Kleinoden met grote emotionele waarde
Achttiende-eeuws damessalon
Conservatrice Sophie Balace had het portret van Hélène Godtschalck gevonden tijdens het inventariseren van voorraden in het museum die nooit eerder het licht hadden gezien. Nog andere privéverzamelingen dan die (al grote) van Godtschalck voedden een collectie kleinoden uit de achttiende en negentiende eeuw die hadden toebehoord aan de aristocratie en rijke burgerij in Europa.
"Een verzameling die niet getoond wordt, is verloren," zegt Balace: "Nu kunnen we ze eindelijk bestuderen en restaureren. Als geschenk uit de hemel kwam ook een klein, overzichtelijk zaaltje in het museum vrij. Wat je hier ziet, is slechts het topje van de ijsberg."
Al die kostbaarheden of preciosa hadden al die tijd nooit een bestemming gevonden: "Wat doet een museum met de grote hoeveelheid waaiers, zakhorloges, poeder- en snuifdozen, juwelen van grote (emotionele) waarde, brillen en portretminiaturen? Ze horen in verschillende departementen thuis, maar daar zouden ze verloren ogen. Wat ze gemeen hebben, is de persoonlijke band van de opeenvolgende eigenaars met deze voorwerpen voor dagelijks gebruik." Scenografe Monique Verelst roept die intieme sfeer op door de objecten tegen een achtergrond van met een houtsnede bedrukt bloemetjesbehang te plaatsen. De verloren voorwerpen lijken teruggebracht in een besloten en luxueus damessalon uit de achttiende eeuw.
Korsetten, vinaigrettes, necessaire
De preciosa nemen de bezoeker mee naar een andere tijd. Sophie Balace: "Stijlen volgden de mode: Louis IV-gravures, mythologische scenes, later zie je ook bucolische thema's. Er zijn waaiers in ivoor- en zilverwerk, en met het erg zeldzame Martin-vernis. Een voor de westerse markt in China gemaakt exemplaar toont een oosters decor, en als je goed kijkt zie je dat er op de gezichtjes ivoor is aangebracht. Op een waaier van kort na 1792 kan je zelfs een revolutionair gedicht lezen." Opmerkelijk is dat er een rechtstreekse relatie blijkt te bestaan tussen de hoeveelheid ademruimte die een vrouw had en de omvang van de waaiers: "De waaiers nemen in volume af wanneer de korsetten versoepelen, zoals bij de elegante dames van het Eerste Franse Keizerrijk. De waaier werd een gadget, wat hij niet langer was toen in 1830 strakke korsetten weer in de mode kwamen."
Niet alleen waaiers kwamen de in ademnood verkerende dames ter hulp: "Als een vrouw het benauwd kreeg, had ze haar flesje vlugzout of sponsjes doordrenkt met bloemenazijn bij de hand. De sierlijke flacons en de minutieus afgewerkte doosjes, de vinaigrettes, reisden overal mee."
Maar er was nog veel meer om te dragen, en daarvoor waren de chatelaines handig, kettinkjes voor aan de riem met daaraan: het balboekje, de necessaire, het zakhorloge en de horlogesleutel. Balace: "De necessaire paste zich aan zijn eigenaar en de activiteit aan: in een allermooist bewerkt doosje hoorde alles voor de manicure, de naai- of schrijfactiviteit. Ze hebben gebruikerssporen, maar ze zijn ook en vooral een luxeobject. Er is er zelfs een uit 1887 in de vorm van een secretaire met spiegel. Balboekjes met goud, parels of roze email vertonen schrijfsporen. De zakhorloges konden werkelijk alle vormen aannemen: van peren tot de kaart van West-Europa. Sommige gingen in een dubbele doos om ze te beschermen tegen de schokken van de koets. De grote huizen bevonden zich in Frankrijk en Engeland die ze uitvoerden naar hun kolonies. In China was een cadeau in tweevoud gebruikelijk, waardoor je dikwijls zakhorloges in paren ziet: een peer die al wat rijper is dan de andere, of miniverhaaltjes die op de twee horloges doorliepen." En dikwijls spreken de bijschriften gewoon voor zichzelf: “Zakhorloge, gesigneerd door James Cox, Londen, ca. 1755, voor de Indische of Osmaanse markt, goud, robijn, dendrietgranaat, parels, diamant- en strassplinters.”
Sentimentele juwelen
Bezet met de duurste stenen of in een afwerking van gietijzer, dierbaar moeten de juwelen altijd voor iemand geweest zijn. Sophie Balace: "Vanaf de achttiende eeuw wordt diamant niet langer alleen in India maar ook in Brazilië gewonnen, waardoor de prijs ging zakken. Diamanten waren multifunctioneel: op de broche, de bril, of om halsboorden mee te versieren. Ze werden bij voorkeur 's avonds bovengehaald: pas met het kaarslicht kwamen ze tot hun recht. Het Vaticaan had een mozaïekatelier dat voor de toeristen kleine landschapjes met minuscule mozaïeksteentjes maakte, geïnspireerd op originelen uit de Romeinse tijd. Juwelen met micromozaïekjes werden een echte rage. En gietijzeren juwelen werden voor het eerst geproduceerd door de Koninklijke Pruisische IJzergieterij. De bevolking werd opgeroepen haar goud in te leveren om de schatkast te voeden en weerstand te kunnen bieden tegen de troepen van Napoleon (l'or pour le fer). Als herdenking aan dat goede burgerschap kregen ze een gietijzeren gedenkplaatje. Toen de Napoleontische troepen kwamen, werden de gietvormen meegenomen naar Parijs, waar ook ateliers van gietijzeren juwelen ontstonden.
Ook haarsouvenirs horen absoluut thuis in de negentiende-eeuwse, sentimentele eeuw. Zo is er de rouwhalsketting met kruis, vervaardigd van mensenhaar. Kleine medaillons op een achtergrond van haarlokken werden bijgehouden om iemand te herdenken of om sentimentele redenen. In de jaren 1830-1850 was het bon ton als je arm- en halsbandjes droeg, gevlochten met het haar van je geliefde."
Physiotrace
Portretminiaturen pasten eveneens in de borstzak. Ze zijn genoemd naar de miniaturen in manuscripten omdat dezelfde picturale technieken werden gebruikt. Er hangt een portret van koning Karel I van Engeland uit ca. 1632, toegeschreven aan Anton Van Dyck. Na de koninklijke kringen en de adel drongen de mini-portretjes tegen het eind van de achttiende eeuw ook door bij de rijke burgerij.
"De uitvoering hing af van wie de opdracht had gekregen: de olieverfschilder, de boekenillustrator, de emailleerder...," zegt Balace: "Voor een natuurlijke uitstraling van de (blanke) huid kwam er ivoor aan te pas. In de zoektocht naar nog meer realisme werd de physionotrace bedacht, een toestel dat het menselijk profiel aftastte dat dan tegelijk werd gegraveerd. De waarheidsgetrouwe profielen konden bovendien meerdere keren gereproduceerd worden. Gekend om zijn grote realisme was de school van Louis-Marie Autissier, die een atelier in Brussel had, en de basis heeft gelegd van de Belgische school van miniatuurschilders. De kunst zou helemaal verdwijnen met de opkomst van de daguerreotypie, de voorloper van de fotografie."
Samenvattend zegt Balace: "Dit zijn geen objecten zoals vandaag een Delvaux-tas, je buurvrouw kan dezelfde kopen. Het waren objecten die exclusief voor hun eigenaars werden gemaakt."
Praktische informatie
KMKG – Jubelparkmuseum. Brussel - Tel. 02 741 72 11