Van de Romaanse tijd af heeft men te Gent belangstelling getoond voor muurschilderingen. Nog in het laatste kwart van de vijftiende eeuw en in het begin van de zestiende eeuw werden in de krocht van de St.-Baafskerk dergelijke versieringen aangebracht, die pas in 1936-1937 werden ontdekt.
In 1480 was het Romaans gedeelte van de crypte omgevormd in een oratorium, dat de kapel van Jeruzalem werd genaamd. Men had er twee groepen beeldhouwwerken van Willem Hughe in ondergebracht, voorstellende een 'Bewening' en een 'Graflegging van Christus'. Die kunstig gesneden werken bleven tot 1540 opgesteld in die kapel en talrijke gelovigen kwamen er hun devotie doen. Maar terwille van al te bijgelovige praktijken besloot de religieuze overheid het oratorium in dat jaar te sluiten. Dat openings- en sluitingsjaar van de kapel laten ons toe de muurschilderingen in de krocht te dateren tussen 1480 en 1540.
Slechts vier schilderijen beantwoorden rechtstreeks aan het doel van de kapel van Jeruzalem: namelijk 'De kruisdraging', 'De doornenkroning', die tweemaal voorkomt, en 'De bewening van Christus op de schoot van zijn moeder, die vergezeld is van twee vrouwelijke heiligen'. Ook het stuk met de Mis van Paus Gregorius herinnert aan de passie van Onze Heer en hoort thuis in die kapel. In feite is dat tafereel een actualisering van die passie, want de gelovige was ervan overtuigd, dat Christus elke dag, elke minuut opnieuw zijn lijden ondergaat door de zonden van de mensen.
De overige muurschilderingen beelden hoofdzakelijk mannelijke en vrouwelijke heiligen uit, die door het volk werden vereerd; zij moeten hier als votiefbeelden worden beschouwd. Aldus herkennen we de H. Apollonia die, overeenkomstig het bijschrift 'Vrauwe van den tan swere', wordt aangeroepen tegen de tandpijn. In de rechterhand houdt ze een gesloten boek en in de linker een tang met een tand. In een ander tafereeltje leidt een heilige een ploeg, die door twee paarden wordt voortgetrokken. Op de achtergrond ontwaart men een burcht en verscheidene torens. Misschien is hier de heilige Guido voorgesteld, wiens hulp werd afgesmeekt tegen een bepaald soort van epilepsie, tegen het bedwateren, tegen hondsdolheid, enz. Daarnaast staan twee heiligen naar elkaar toegewend: de Apostel Simon aangeroepen tegen slangbeten, met open boek en zaag en de heilige Clara met een monstrans in de ene hand waarmede zij de Sarazenen uit haar kloostertje verdreef en een kromstaf met priaal in de andere hand. Zij is onder meer de patrones van de blinden, maar wordt dan meestal met een lantaarn afgebeeld.