Antwerpen is een museum rijker. Pal tegenover Het Steen, dat jarenlang het populaire Nationaal Scheepvaartmuseum herbergde, en op een steenworp van het MAS waar de collecties uit Het Steen onderdak kregen, opende Museum De Reede zijn deuren. Het is exclusief gewijd aan de grafische kunst, of liever aan de rijke wereld van de gravure.
Museum De Reede - Een nieuwkomer in Antwerpen
Verzamelen, een deelbare passie
Het is een vaststaand feit dat de musea die zich op grafiek toeleggen dun gezaaid zijn: een handjevol in de Benelux en het gravurecentrum van Gravelines, even over onze zuidergrens. Prenten worden doorgaans individueel geschouwd in de rustige sfeer van een prentenkabinet waar zij in optimale omstandigheden bewaard worden. Het is niet de plek waar liefhebbers rijen dik staan aan te schuiven, tenzij op een schaarse opendeurdag. De artistieke parels blijven hierdoor rustig liggen tussen hun zuurvrije bescherming, onbekend en onbemind. Deze vicieuze cirkel moet met dit museum doorbroken worden. Harry Rutten, bezieler van Museum De Reede, wil zijn eigen geestdrift voor de gravure met een zo ruim mogelijk publiek delen.
Harry Rutten: “Ik geloof erin omdat ik grafiek geweldig vind. Het is om te beginnen een fantastisch uitdrukkingsmiddel dat niet beperkt blijft tot één exemplaar; en daarbij is het een echt ambacht, waar kunstenaars voortdurend experimenteren om tot het beste resultaat te komen. Zij hoeven zich niet aan een zaligmakend recept te houden; ze zoeken en blijven zoeken. En dat merk je tot in de kleinste details. Je raakt er niet op uitgekeken.”
Rutten is al decennialang aan het verzamelen en hij kan getuigen dat het een kunstvorm is die nog best betaalbaar is. Zo kan een verzameling tot stand worden gebracht, met oog voor kwaliteit en zonder al te grote financiële inspanningen. En dan groeit de wens, de behoefte om al die schoonheid met anderen te delen. Liever dan zijn verzameling aan een museum af te staan – waardoor zij naar alle waarschijnlijkheid haast onzichtbaar zou worden – heeft Harry Rutten ze ondergebracht in een stichting met Museum De Reede als uithangbord.
La condition humaine
De collectie weerspiegelt de smaak van haar samensteller. Hem is het niet te doen om per se de hele historiek van de graveerkunst te documenteren. Het zou een oeverloze onderneming geworden zijn. De thematiek die zich aan hem opdrong is die van het menselijk lot, “la condition humaine”. Zo kom je haast vanzelfsprekend uit bij drie grootheden van de gravure, inhoudelijk en technisch: Francisco Goya, Félicien Rops en Edvard Munch. Of zij iets gemeen hebben, is stof voor academische beschouwing. Dat zij alle drie de getormenteerde menselijke ziel hebben blootgelegd staat buiten kijf, maar elk deed het naar eigen inzicht, met over zonder pathos, met of zonder sarcasme, met of zonder humor.
Om die eigenheid tot haar recht te laten komen krijgen zij in het museum elk een individuele ruimte toegewezen. Munch is met merkelijk minder werken vertegenwoordigd, een dertigtal, waaronder enkele bruiklenen uit Noorse privéverzamelingen, maar ruimtelijk gezien wordt hij niet benadeeld of gemarginaliseerd.
Harry Rutten (die niet aan favoritisme wil doen, maar toch erg ingenomen is met zijn Munchs): “Het zijn zeer krachtige beelden, daarom vragen zij wat meer ruimte; zij hangen dus iets verder uit elkaar. Bij Rops of Goya, kun je echt het detail gaan bestuderen. Bij Munch is dat natuurlijk ook interessant, maar het is een andere ervaring. Veel mensen vragen of De Schreeuw ook te zien is, zij vergeten daarbij dat Munch nog heel wat meer verrassingen in petto heeft.” Wij kunnen dat beamen. Zijn Madonna moet niet onderdoen voor de Pornocratès van Rops of voor een nachtmerrie van Goya.
In de museumcollectie zijn nog een dertigtal andere kunstenaars vertegenwoordigd. Bij de buitenlanders vallen mij de namen op van Steinlen en van Käthe Kollwitz, die wel inhoudelijke en stilistische verwantschappen vertonen met ‘de grote drie’. Hetzelfde kan gezegd worden van de vijftien overige Belgische graveurs waarvan de meesten hier een welverdiende aandacht krijgen. Een kans dus om te nippen van het werk van Kurt Peiser, Walter Sauer, Georges Lemmen, om er maar enkelen te noemen.
Antwerpen. Waar anders?
De locatie van het museum lag voor de hand. Het zou Antwerpen worden; vanwege zijn culturele uitstraling, vanwege zijn sterke associatie met de graveerkunst in de voetsporen van vooraanstaande drukkers zoals Christoffel Plantin en Jan Moretus. Harry Rutten: “Dit is ook de stad waar in 1521 een geweldig evenement plaatsvond: Albrecht Dürer en Lucas van Leyden die elkaar hier ontmoeten en onder elkaar etsplaten uitwisselen. Fantastisch toch!”
En dan steekt het toeval nog een handje toe, meer bepaald wat de specifieke ligging van het museum betreft. De conservator van het Museum Eugeen Van Mieghem, Ernest van Dijckkaai 9, wijst Harry Rutten op een pand dat zich uitstekend voor een museum zou lenen, vlak naast zijn eigen museum. Museum De Reede is ondergebracht in de onderste verdiepingen van een wooncomplex uit het jaar 2000 dat, vanwege het uitzicht op de rede van Antwerpen, de voor de hand liggende naam De Rede kreeg. Het museum grijpt terug naar de oude schrijfwijze als een verwijzing naar de zestiende en zeventiende eeuw, de tijd van de grote Antwerpse graveurs. Over twee niveaus verdeeld beslaat het tweehonderd vierkante meter, een museum op mensenmaat. Op het gelijkvloers met inkom en bibliotheek bevindt zich een eerste tentoonstellingsruimte waar een brede waaier uit de collectie wordt voorgesteld. Dit is ook de plek voor tijdelijke tentoonstellingen. De Noorse kunstenaar Ole Jørgen Ness komt als eerste aan de beurt. Zijn fascinatie voor het werk van Félicien Rops is een interessant uitgangspunt.
De bovenverdieping is onderverdeeld in drie ruimten, elk voor een kunstenaar: Goya, Rops en Munch. Er werd niet gekozen voor afgescheiden zalen, zodat de werken onder elkaar in voeling blijven. En via de ramen zijn de Schelde en haar kaaien altijd aanwezig, zij het dat het buitenlicht met filterende folie sterk wordt getemperd. Desnoods bieden gordijnen nog extra bescherming.
Een museum voor 25.000 bezoekers
De troeven van Museum De Reede? Harry Rutten hoeft niet lang na te denken: “Een sterke collectie. Om gelijktijdig ensembles van Goya, Munch en Rops, drie grootmeesters van de gravure, te zien moet je al ver reizen. Geregeld zullen wij ook andere stukken uit de collectie tonen. Daarbij komen nog de tijdelijke tentoonstellingen. Dat worden er minimum drie per jaar, zodat er altijd wel een reden is om nog eens te komen kijken. Wij willen de mensen ook dichter brengen bij de gravure, een wondere wereld die te weinig bekendheid heeft. Een aantal werken die wij dubbel hebben zullen de bezoekers met de nodige omzichtigheid kunnen manipuleren, om hen vertrouwd te maken met de kwaliteiten van het papier, watermerken, de inkten en dies meer. Een bijkomende troef is de zeer lage drempel, vlak in het toeristische hart van Antwerpen, met het Museum Eugeen Van Mieghem als goede buur. En last but not least, wij hebben een gemotiveerde staf aan vrijwilligers die het project helemaal zien zitten. Wij mikken op een jaarlijks cijfer van vijfentwintigduizend bezoekers. Met dit aanbod moet dat haalbaar zijn.’
En dan nog een tweetal losse weetjes voor wie tuk is op anekdotes. Zowel Munch als Rops hebben deze omgeving ooit bezocht. Munch ontscheepte hier vlakbij toen hij in 1885 de Antwerpse wereldtentoonstelling kwam bezoeken. Rops was goed vertrouwd met de omgeving van de Burggracht, die onder de naam Riedijk wereldroem gaf aan Antwerpen als oord van verderf.
Praktische informatie
Museum De Reede - Open: vrijdag tot en met maandag van 11.00 tot 17.00 uur - Gesloten: dinsdag, woensdag en donderdag - Ernest van Dijckkaai 7, 2000 Antwerpen