Antwerpen was de rijkste stad in de Nederlanden, toen twee catastrofale gebeurtenissen de rijkdom en de stabiliteit zwaar op de proef stelden. De Beeldenstorm (1566) was weliswaar geen typisch Antwerps fenomeen, de Spaanse Furie (1576) des te meer. In 1585 kwam de stad opnieuw stevig in de handen van de Spaanse Habsburgers. Hoe het met de kunst en de vele kunstenaars in die 19 jaar verliep is nog niet echt intens bestudeerd. Men zag die jaren als een woelige overgangstijd, zonder grote meesters. Pieter Bruegel de Oude (ca. 1525/30-1569) was in 1563 verhuisd naar Brussel en het bleef wachten op een nieuw genie, Peter Paul Rubens (1577-1640).
Het is de grote verdienste van Koenraad Jonckheere (UGent) deze complexe periode nauwkeurig onderzocht te hebben. Hij heeft vooral oog voor de kunstenaars zelf. Velen zagen immers hun werken soms letterlijk in rook opgaan. Daar stond tegenover dat er snel nieuwe opdrachten kwamen van de overheid, religieuze instellingen en talrijke particulieren. Er veranderde veel in die jaren en daar hielden de opdrachtgevers min of meer rekening mee. Maar de kunstenaars verwerkten ook heel wat eigen commentaar en standpunten in hun werk. En dat in een tijd vol gevaarlijke spanningen.
Jonckheere steunt zijn boeiend betoog ook op het frequent voorkomen van portretten van vrienden kunstenaars (zogeheten ‘portraits historiés’, waarbij de tijdgenoten goed zien wie is afgebeeld) op religieuze taferelen; een interessant gegeven waarover nog niet veel gepubliceerd is. Een traditioneel onderwerp om de menselijke dwaasheid en hebzucht uit te beelden waren de afbeeldingen van hooiwagens en/of -mijten. Die zijn te vinden bij Frans Pourbus de Oude (1545-1581) en Gilles Mostaert (1528-1598).
Er ontstaat een levendige discussie over het nut en de plaats van de afbeeldingen van heiligen en zelfs van Christus. Voor de enen is dat pure afgoderij, voor de oude katholieken zijn het sacrale voorwerpen die respect verdienen. De meer gematigden streven naar een kunst die voor beide partijen aanvaardbaar is. Let wel: dit gebeurt tussen kunstenaars, die wel een eigen standpunt hebben, maar ook niet blind zijn voor het gemeenschappelijk belang, namelijk dat van een succesrijke Antwerpse schilderschool. Zo komt het dat de hofschilder van de hertog van Alva, Michiel Coxcie (1499-1592), on speaking terms was met de ‘leider’ van de protestanten, Adriaen Thomasz. Key (ca. 1545- ca. 1589). Het blinde fanatisme was meer een zaak van de landvoogden en het volk, dat zich liet opzwepen, dan van de Antwerpse kunstwereld.