Wanneer ik na een lange rit aanbel bij Kristof Santy, wordt de deur geopend door zijn tweejarig dochtertje Oka. In haar eigen interviewstijl vraagt ze wie ik ben en voegt er aan toe dat ze een klein ‘auwtje’ heeft omdat ze gevallen is. We nestelen in de tuin met tas koffie en genieten van de wellicht laatste rustige weken van de kunstenaar om te praten over leven en werk.
Kristof Santy - De alledaagse schoonheid van een aardbei
Relaxed. Er is geen andere manier om de man die voor mij zit te omschrijven. Of het moest gepassioneerd zijn. Elk woord, of het nu over kunst, fietsen of zijn familie gaat, ademt passie. Wanneer ik twee uur later de dictafoon weg leg, besef ik dat de eerste indruk inderdaad meestal juist is en dat het de zoveelste worsteling zal worden om de passie die van de man en zijn doeken klettert in toom te krijgen op papier.
Om met een cliché te beginnen, heb je altijd geweten dat je kunstenaar zou worden?
Wat dacht je? (lacht). Op mijn zes jaar kreeg ik van mijn ouders, die al snel in de gaten hadden dat ik me graag creatief bezig hield, een aantal boekjes die toonden hoe je mensen en dieren kan tekenen. Ik volgde academie, maar mijn ouders waren toch wel terughoudend bij de gedachte dat je als kunstenaar het zout niet op je patatten verdient. Dus ik volgde een grafische opleiding en begon na mijn middelbaar te werken.
Maar altijd artistiek actief gebleven?
Op mijn zestiende werd ik overvallen door de koersmicrobe. Hoeveel uren per dag ik op de koersfiets heb doorgebracht, wil je niet weten. En ik zeker niet (lacht). Maar de kunst liet me niet los. Op mijn werk drukten we magazines. Ik betrapte mezelf erop dat ik beelden uit die boekjes knipte om ze vervolgens thuis na te schilderen.
Tegelijkertijd maakte ik cartoons en affiches voor het jeugdhuis. Op een zeker moment kreeg ik de vraag van de stad Roeselare om een tentoonstelling met schilderijen te maken. Toch wel een uitdaging, omdat ik dat nooit eerder gedaan had. Net die uitdaging trok me aan. Tijdens het maken van de werken, die bestonden uit portretten van muzikanten zoals onder meer Mark Lanegan, besefte ik dat het eindresultaat van die acryloefening me wel aansprak. Ik besloot om me in te schrijven aan de academie. Na twee jaar trok ik de deur achter me dicht, want ik voelde dat ik mijn eigen ding wilde doen. De koersfiets hing ik op vijfentwintigjarige leeftijd aan de haak. Er stonden geen hindernissen meer op mijn artistieke pad.
Schilderde je dadelijk in je huidige stijl?
Neen, absoluut niet. Mijn eerste werken waren gebaseerd op popart. Na een bezoek aan een tentoonstelling in Bergen met werken van Andy Warhol ging ik volop aan de slag met deze stijl. Ik maakte kennis met het werk van bekende kunstenaars, maar ik moet toegeven dat twee namen een prominentere plaats innamen. Ik werd aangetrokken door de persoonlijke toets in het werk van Jean Brusselmans. De manier waarop hij schilderde, zijn omgeving stileerde om zo te eindigen bij een eigen vormentaal, was een openbaring voor mij.
Tegelijkertijd speelde Gerhard Richter een belangrijke rol in de vorming van mijn oeuvre. Ik heb tientallen portretten gemaakt in zijn stijl. Vooral het open vegen van de verf sprak me aan, maar tegelijk besefte ik dat ik niet bezig was met me mijn stijl maar die van Richter eigen te maken. En dat voelde niet goed aan. In mijn zoektocht belandde ik uiteindelijk bij volkskunst: voor het volk, door het volk. Zo werd ik een vertolker van het dagelijkse leven.
Met herkenbare beelden als resultaat: een kurkentrekker, een theepot, een aardbei, …
Inderdaad, mijn werk vergt geen uitleg. Mijn aandacht wordt getrokken door een kurkentrekker waarin ik een figuur zie. Met die gedachte ga ik aan de slag en ik probeer die imaginaire figuur tot leven te wekken. Wat de kijker erin ziet, is een eigen verhaal. Maar begrijp me niet verkeerd, dat wil niet zeggen dat je niet hoeft te weten waarover je schildert.
Zoals je viskraam?
Dat is een goed voorbeeld. Ik hou ervan om te observeren. In Oostende kan ik uren staren naar de kraampjes aan de Vistrap. Ik ben niet de enige die op het idee kwam om een viskraam te vereeuwigen. Ik denk daarbij aan de Antwerpse schilder Frans Snijders die in de zeventiende eeuw vismarkten schilderde. In vergelijking met zijn werk is mijn viskraam maar een dode boel (lacht). Maar voor mij is die verwondering belangrijk, de aantrekkingskracht en de schoonheid van het alledaagse. Ik ben drie maanden bezig geweest alvorens de finale penseelstreek aan te brengen.
Op een gegeven moment schakelde je over van acryl naar olieverf.
Dat klopt. Tijdens een bezoek met mijn vrouw Lore aan Londen maakten we kennis met de werken van Caravaggio, Zurbarán en andere meesters. Wanneer je oog in oog staat met een beeld in olieverf, dan zie je de diepte en gelaagdheid van het pigment. Olieverf biedt je de mogelijkheid om de geschiedenis van je werk te blijven zien. Kleuren vormen een uitdaging voor mij. Meer dan eens overschilder ik ze tot ik de juiste nuance heb.
In 2021 is het allemaal in een stroomversnelling geraakt.
Dat kan je gerust stellen. Tijdens de covidquarantaine werd ik gecontacteerd door Thomas Serruys van de gelijknamige galerie in Brugge. Hij was onder de indruk van mijn werken op Instagram en stelde voor om een expo te organiseren. Een bijzondere ervaring, want tot dan bleef mijn werk vooral binnen de eigen kring. Nu leek het alsof mij ingefluisterd werd om de sprong te wagen, dat mijn werk rijp was om naar buiten te treden. De expo was een succes en de bal ging aan het rollen.
Een tijdje later kreeg ik telefoon van de Engelse galerie Unit London die deze zomer een expo organiseerde van mijn werk onder de titel La Grande Bouffe. In december zullen mijn schilderijen te zien zijn in Los Angeles bij M+B.
Dus we zien je niet meer terug in België?
Je gelooft het misschien niet, maar sinds 2020 probeer ik het kalmer aan te doen, te genieten van de alledaagse schoonheid. Lore steunt me daar enorm bij. Sinds kort zorgt zij voor de boekhouding en de contacten met de kunstwereld. Ze is mijn grootste criticus, weet perfect te duiden wat nog nodig is om mijn schilderijen compleet te maken. Het klinkt misschien paradoxaal, maar ik heb mijn wagen verkocht en doe de meeste verplaatsingen met de fiets. En dan vlieg je plots naar de andere kant van de wereld om daar je werken tentoon te stellen.
In maart 2023 opent in Brussel bij Sorry We’re Closed mijn volgende tentoonstelling op Belgische bodem. Tot dan wil ik genieten van de verwondering van mijn familie en vrienden, mijn katten en de rust van mijn studio.