Zomer in, kleren uit! Dankzij de Topstukkenlijst kan je dit fenomeen op een smaakvolle manier bestuderen. Onder de topstukken bevinden zich naakten uit vele eeuwen, voor onze ogen getoverd op papier, in olieverf of acryl, in brons, lood of gips.
Kleren uit!
Kunstliefhebbers met een beetje kennis van het verleden zullen niet raar opkijken wanneer blijkt dat enkele van de mooiste naakten op de Topstukkenlijst afgeleverd zijn door maniëristische kunstenaars. Dan kunnen we meteen de grootste naam uit die periode als een klok laten klinken: Michelangelo (1475-1564). België is een marmeren sculptuur van Michelangelo rijk, de Madonna met kind in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Brugge; maar de musea van Brugge kregen recent ook een tekening in bruikleen die de meester in de jaren 1520 maakte in zijn geboortestad Florence. Het gaat om een zeldzame compositietekening, een studie voor een Steniging van de heilige Stefanus, met maar liefst zeven naakten. De knielende Stefanus herinnert meteen aan een antieke sculptuur die Michelangelo levenslang bewonderde: de Torso Belvedere, een werk van de Atheense beeldhouwer Apollonios uit de eerste eeuw voor Christus (Vaticaanse Musea, Rome). Michelangelo gebruikte de torso later ook voor zijn oordelende Christus in de Sixtijnse kapel – wanneer het heilige in jeugdige kracht en schoonheid moest worden uitgebeeld, paste hij dit motief toe. Stefanus’ beulen bewegen zich elegant als dansers. Zelfs in deze schets is duidelijk Michelangelo’s onwankelbare opvatting van esthetica te zien: de mens moest weergegeven worden naar het voorbeeld van de Griekse oudheid; met laag-bij-de-gronds realisme kon een kunstenaar zich niet bezighouden. En werken alla maniera di, op de wijze van Michelangelo, bleef voor veel zestiende-eeuwse kunstenaars het hoogste doel.
Ook in de Lage Landen. De Antwerpse maniërist Jacob de Backer (1540/55-1591/99) schilderde een aantal elegante religieuze en mythologische werken die zijn stadsgenoten lieten kennismaken met de Florentijnse stijl van meesters als Agnolo Bronzino en Jacopo Zucchi. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen bezit het enige gesigneerde en gedateerde werk van De Backer, een groot Laatste Oordeel uit 1571, waar we op de voorgrond links het motief van de Torso Belvedere herkennen. Jacob de Backer is een van de meest stijlzuivere maniëristen all’italiana en vormt dus een opmerkelijke schakel tussen de Vlaamse en Florentijnse kunstgeschiedenis. Zijn Laatste Oordeel biedt in frisse kleuren een staalkaart aan sierlijke menselijke vormen en houdingen, des te opmerkelijker omdat deze gedaanten net allemaal uit het graf tevoorschijn zijn gekomen.
In de gepolariseerde zestiende eeuw waren prenten een belangrijk nieuw medium voor propaganda. Tijdens de periode 1576-1585 verschenen er in de Lage Landen heel wat prentenreeksen met een uitgesproken protestantse of calvinistische strekking. Ambrosius Francken (1544/45-1618) maakte een mooie voorstudie voor een prent, gepubliceerd door de lutheraan Willem van Haecht, met als thema de redding van de mens door het geloof en de genade Gods. Ook hier zien we gracieus maniërisme in de allegorische vrouwengestalten, terwijl de Elckerlyc op de voorgrond de kracht uitstraalt van een antieke gladiator.
Niemand minder dan Rubens maakte in Rome een sublieme tekening in zwart krijt van dat watermerk van klassieke kunst, de Torso Belvedere. Zijn oog voor detail was zo groot dat hij ook het opschrift met de naam van de kunstenaar op de sokkel vastlegde. Tegelijkertijd lijkt de gehavende sculptuur haast te ademen, en dat is de ware magie van Rubens: meer nog dan Michelangelo tovert hij marmer om tot een levende substantie, tot huid, vlees en bloed.
Verloren goudmijn
Van Adam en Eva tot het Laatste Oordeel, godsdienstige verhalen boden kunstenaars mogelijkheden om hun talent voor de weergave van naaktheid te tonen. Daar fronste haast niemand de wenkbrauwen bij. In die religieuze context bleef de boodschap altijd wel moraliserend en waarschuwend. Luchthartiger ging het eraan toe in de wereld van de mythologie. De gewassen pentekening die Bartholomeus Spranger (1546-1611) omstreeks 1590 maakte naar een verhaal uit Ovidius’ Metamorfosen is een topwerk van het late maniërisme, met zijn voorliefde voor de weer gave van lange lichamen in ingewikkelde houdingen – prima te vergelijken met wat we te zien krijgen in een Vogue-fotoshoot met topmodellen. Spranger signeerde deze tekening. Dat toont aan hoe hoog deze kunstenaars het schijnbaar moeiteloze en spontane karakter van de tekenkunst inschatten. We zien de zeegod Neptunus die gretig de koningsdochter Caenis vastgrijpt. “Caenis zelf, afkerig / van elke huwelijksband, zwierf liever langs het stille strand; / Daar werd ze – naar verteld wordt - overweldigd door de zeegod / Neptunus, die uit vreugde om dit nieuwe mingenot / haar toezei: ’Kies maar wat je wilt. Geen van je hartenwensen / mag jou geweigerd worden.’ Waarop Caenis – want ook dat / wordt zo verteld: ‘Ik heb na uw geweld maar één verlangen: / dat zoiets nooit meer kan gebeuren. Maak van mij een man […]’” (vertaling: D’Hane Scheltema).
Het is verrassend om de geraffineerde maniëristische vormentaal terug te vinden in een schilderij uit de negentiende eeuw. De Belgische neoclassicist François-Joseph Navez (1787-1869) schilderde in zijn lange loopbaan slechts één mythologisch tafereel. Maar wat voor een! De nimf Salmacis en Hermaphroditus (1829) is een doeltreffend erotisch beeld, geïnspireerd door Ovidius, die in zijn Metamorfosen de mooie knaap Hermaphroditus laat aanranden door de verliefde bronnimf Salmacis. Wegzinkend in de bron smelten hij en Salmacis samen tot een tweeslachtig wezen - als het ware het omgekeerde verhaal van Neptunus en Caenis.
Hoe dichter we onze eigen tijd naderen, hoe vreemder mythologie ons wordt. In de kunsten deemstert het onderwerp na de negentiende eeuw weg. Dat is jammer, want wanneer je een latere kunstenaar werkelijk aangevuurd ziet worden door een mythologisch thema, besef je dat er een goudmijn aan inspiratie verloren ging. Dynamisch, krachtig, vurig, opwekkend: dat is de Heracles boogschutter die Émile-Antoine Bourdelle (1861-1929) in 1909 aan de wereld schonk. Van de acht bronzen exemplaren die hij liet gieten, staat het vierde in het Middelheimmuseum.
Great Twentieth-Century Nude
Mythologie werd schaars vanaf de twintigste eeuw. Allegorie bleef. De heerlijke Rivier van Aristide Maillol (1861-1944) (een leerling van Bourdelle) is een ode aan de soepele, golvende beweeglijkheid, in de gedaante van een vrouw; geen Salmacis, geen Scaldis, gewoon de idee rivier, vrijuit golvend over de rand van de sokkel heen. Dat gevoel van bevrijding is minder evident in de befaamde Fontein der geknielden van George Minne (1866-1941). Dit ritmische werk wekt ingetogenheid en een zekere beklemming op. De versie in het Gentse Museum voor Schone Kunsten is het enige gipsmodel dat van deze compositie bewaard bleef. Tot op het einde van Minnes leven bleef het in zijn atelier opgesteld staan.
Is Great American Nude Nr 72 van Tom Wesselman (1931-2004) een allegorie? Het is alleszins geen portret en sluit aan bij de Europese traditie van het liggende naakt; daarnaast roept dit feestelijke schilderij het beeld op van de vrije Californische vrouw uit de tweede helft van de twintigste eeuw.
Zwervend langs de kunstwerken met naakten op de Topstukkenlijst, valt het je na enige tijd op dat er geen enkel naakt door een vrouwelijke kunstenaar gemaakt is. In vroeger eeuwen was dit niet zo verwonderlijk. Er waren minder vrouwelijke kunstenaars actief dan mannelijke en de studie van de anatomie werd voor hen dikwijls niet geschikt geacht. Toch is dit ook geen sluitende regel: Artemisia Gentileschi in Italië en Michaelina Wautier in Brussel schilderden mythologische naakten in de zeventiende eeuw. Met de opkomst van academies werden vrouwelijke studenten uitgesloten van anatomische studies, omwille van de ‘delicate eerbaarheid’ – wat hun niet hoefde te beletten om privéonderwijs te volgen waar dit wel op het programma stond, zoals bijvoorbeeld Marie Bashkirtseff deed aan de gerenommeerde privéschool van Rodolphe Julian. Het is wel vreemd dat er geen werk met naakten van een kunstenares uit de twintigste of eenentwintigste eeuw op de Topstukkenlijst te vinden is. Waar Tom Wesselman is, kan toch ook Evelyne Axell zijn? En Anne-Mie Van Kerckhoven verkent al decennialang het terrein van de pin-up en het vrouwelijk naakt in haar hoogst originele en consistente werk. We kijken de volgende bekroningen van topstukken met belangstelling tegemoet.
Selectie topstukken ‘naakt’
- Michelangelo Buonarroti, De steniging van de heilige Stefanus, zestiende eeuw, Musea Brugge (langdurige bruikleen van de Stichting Jean van Caloen) (beschermd sinds 9 februari 2024)
- Jacob de Backer, Laatste Oordeel, 1571, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (beschermd sinds 2 december 2014)
- Ambrosius Francken, Redding van de mens, ca. 1578, Museum Plantin-Moretus, Antwerpen (beschermd sinds 27 mei 2021)
- Bartholomeus Spranger, Neptunus verrast Caenis, 1578, Museum Plantin-Moretus, Antwerpen (beschermd sinds 2 december 2014)
- Peter Paul Rubens, Torso Belvedere, ca. 1601-02, Rubenshuis, Antwerpen (beschermd sinds 15 april 2020)
- Cristoforo Roncalli, Naakte lopende man met een urne, zestiende of zeventiende eeuw, Musea Brugge (beschermd sinds 23 februari 2024)
- François-Joseph Navez, De nimf Salmacis en Hermaphroditus, 1829, Museum voor Schone Kunsten, Gent (beschermd sinds 15 juni 2020)
- George Minne, De fontein der geknielden, ca. 1905 (bekken: ca. 1927-1930), Museum voor Schone Kunsten, Gent (beschermd sinds 26 april 2007)
- Émile-Antoine Bourdelle, Heracles Boogschutter, 1909, Middelheimmuseum, Antwerpen (beschermd sinds 26 april 2007)
- Aristide Maillol (bronsgieter Alexis Rudier), La rivière, 1939-1943, Middelheimmuseum, Antwerpen (beschermd sinds 17 november 2022)
- Tom Wesselman, Great American Nude Nr 72, 1965, S.M.A.K., Gent (beschermd sinds 28 november 2022)