Ja, Antoon van Dyck (1599-1641) is een naam die klinkt als een klok. Willen we begrijpen waarom, dan hoeven we niet per se het kanaal over te steken om naar zijn wulpse, mondaine portretten van Britse aristocraten te gaan kijken. We hoeven niet door de didactische zalen van de Koninklijke musea van Brussel of Antwerpen te slenteren, als door een driedimensionaal handboek. We leven in zo’n rijke regio dat we gewoon hier en daar een kerk kunnen binnenstappen en in een zijbeuk of kapel Van Dycks visitekaartje aantreffen.
Kerstnacht in Dendermonde
Majestueus en gevoelig
Wie in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Dendermonde bij zijn Aanbidding der herders uitkomt, krijgt een sterk staaltje meesterschap te zien. De kleuren zijn discreet en toch diep en rijk, volmaakt op elkaar afgestemd. Het gebeuren vindt traditiegetrouw plaats in een oude tempel, waarvan we links twee gegroefde zuilen zien. Maria draagt zoals gewoonlijk een rode jurk en blauwe mantel, maar wat een rood, wat een blauw. Het kind op haar schoot is een bijzonder mooie baby, teer en kwetsbaar. De houding van zijn beentjes is goed geobserveerd en natuurlijk, zijn rechterhandje rust op de mouw van zijn moeder. Maria’s hele lichaam drukt solide bescherming uit. Met haar rechterarm ondersteunt ze haar pasgeborene, met haar linkerarm opent ze wijd haar mantel, zodat de herders het kind beter kunnen zien. Haar linkerhand ziet er op het eerste gezicht wat raar uit, maar is in beweging en houding ook weer perfect geobserveerd. De os en de ezel hebben vloeibaar licht in hun ogen. Achter Maria kijkt Jozef naar het uitspansel, waar een troepje speelse cherubijnen komt aanzweven met een wapperende banderol. Gloria in Excelsis Deo. Jozefs okergele mantel vormt subtiel een aureool rond het hoofd van zijn vrouw. Boven hem straalt, bijna onopvallend, als een druppel licht, de ster. Een jonge herder met verwarde haren knielt al neer, zijn rode cape een echo van Maria’s jurk. Hij heeft een lammetje meegebracht als geschenk, een duidelijke verwijzing naar het Lam Gods. Het landelijk gezelschap bestaat voorts uit een blonde jonge vrouw die in haar rieten mand naar een geboortegeschenk tast, en een oude man die zijn handen voor zijn borst vouwt en eerbiedig zijn hoofd buigt.
Als opdrachtgever stapte je naar Van Dyck wanneer je een schilderij wilde dat tegelijkertijd waardig en ontroerend was, majestueus en gevoelig. Het gedempte licht, de personages en de kleuren, ze zijn allemaal in harmonie. Het is alsof je naar het werk van een topregisseur kijkt, die aan één beeld genoeg had om het hele verhaal te vertellen.
Nog een Van Dyck
In Dendermonde was die opdrachtgever de Onze-Lieve-Vrouwbroederschap, die van oudsher zo rijk was dat ze in de vijftiende eeuw ten noorden van het hoogkoor in de kerk een tweebeukig Onze-Lieve-Vrouwekoor kon laten bouwen. Na de Beeldenstorm van 1566 en het calvinistische bewind in Dendermonde bleef de gotische kerk onttakeld achter. In 1627 staken de leden van de Onze-Lieve- Vrouwbroederschap de handen uit de mouwen om hun koor opnieuw te verfraaien.
Zij bestelden een barok altaar bij de Brusselse beeldhouwer Hieronymus Duquesnoy de Oude en lieten hiervoor ook twee cherubijnenhoofden beeldhouwen door Antoon Fayd’Herbe uit Mechelen. Tegelijkertijd wendden ze zich in 1631 tot de Antwerpse ster Antoon van Dyck voor een passend schilderij in die rijke marmeren omlijsting. De stijl van Van Dyck was in Dendermonde al enige jaren bekend. Niemand minder dan bisschop Triest van Gent had in 1629 aan het plaatselijke kapucijnenklooster een altaarstuk geschonken, Christus aan het kruis door Van Dyck.
Dit zal indruk hebben gemaakt op de notabelen van de stad. En door de grillen van de geschiedenis kan de bezoeker van de Onze-Lieve-Vrouwekerk deze Christus aan het kruis nu in dezelfde ruimte bewonderen als De aanbidding der herders. De bezoeker hoeft zich maar om te draaien en te kijken naar de overkant van het Sint-Hubertuskoor.
Aan de voet van het kruis heeft Van Dyck, naast Maria, Johannes en Maria Magdalena, ook Sint-Franciscus voorgesteld, de stichter van de kapucijnen. Van kerstnacht tot Golgotha, in het Sint-Hubertuskoor zijn het begin en einde van Jezus’ aardse leven door dezelfde barokmeester vereeuwigd.
Kapelmeester Cornelis Gheerolfs betaalde Antoon Van Dyck in naam van de Onze-Lieve-Vrouwbroederschap eind 1631 vijfhonderd gulden uit voor De aanbidding der herders, plus twaalf gulden en achttien stuivers voor het tijk, het doek waarop hij schilderde. Niet lang daarna vertrok Van Dyck opnieuw naar Londen, waar hij tot aan zijn dood in 1641 furore maakte als portretschilder. De Dendermondse broeders waren er dus net op tijd bij om een werk van de meester te bestellen.
Traumatische oorlogsjaren
Als het altaar en Van Dycks schilderij oorspronkelijk in het noordelijke Onze-Lieve-Vrouwkoor stonden, hoe komt het dan dat we ze vandaag in het zuidelijke Sint-Hubertuskoor zien? Zijn ze ooit in de kerk verplaatst? Het verhaal is ingewikkelder dan dat.
Aan het begin van de achttiende eeuw werd het schilderij uit het marmeren altaar verwijderd en in het koor opgehangen. De broederschap gebruikte het altaar vanaf toen als omlijsting voor een Mariabeeld. In 1795 roofden de Franse revolutionairen De aanbidding der herders uit de kerk en brachten het doek naar Parijs. Napoleon liet het in 1804 terugsturen naar Brussel, waar hij een soort filiaal van zijn grote Parijse museum wilde stichten. Na de slag van Waterloo nam het kerkbestuur van Dendermonde initiatieven om het schilderij terug te krijgen, wat in 1817 lukte. Intussen bezat de kerk al sinds en jaar ook Van Dycks Christus aan het kruis; het doek was aan de kerk toegewezen omdat het kapucijnenklooster niet meer bestond. De oorspronkelijke omlijsting van De aanbidding der herders, het marmeren altaar van Duquesnoy, is in het begin van de twintigste eeuw uit de kerk weggehaald en naar een kapel in de Sint-Rochusstraat gebracht. Dendermonde is aan het begin van de Eerste Wereldoorlog verwoest door het Duitse leger, maar de beide Van Dycks bracht men net op tijd in veiligheid in het Pand, het voormalige dominicanenklooster van Gent. Daar bleven ze tot in 1918. De Tweede Wereldoorlog was traumatischer voor beide schilderijen. Op 16 mei 1940 liet het kerkbestuur de beide doeken uit hun lijsten halen en per vrachtwagen naar Rennes in Bretagne voeren. Omdat er ook nog talrijke vluchtelingen in de vrachtwagen meereisden, belandden de doeken uiteindelijk opgerold op het dak. Door de chaotische oorlogssituatie geraakte de chauffeur niet in Rennes en liet hij de kunstwerken op 24 mei achter in Sint-Omaars. Pas in juni 1940 kon men ze opnieuw naar Dendermonde brengen. De doeken zijn vervolgens in de kerk zelf hersteld door de bekende restaurateur J. Van der Veken, die ook het gestolen paneel van het Lam Gods in Gent had vervangen. Op 13 maart 1944 voerde men de schilderijen nog met paard en kar naar Brussel, waar ze in de beschutting van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten het einde van de oorlog afwachtten. In 1972 kreeg Christus aan het kruis een nieuwe omlijsting met een beschermend gordijn. De aanbidding der herders is pas in 1992 herenigd met het marmeren altaar van Duquesnoy, dat terugkeerde uit de kapel in de Sint-Rochusstraat. Ook wanneer een kunstwerk na al die eeuwen nog steeds in situ is, betekent dat niet dat alles altijd van een leien dakje liep.
Literatuurlijst
- C. Brown, H. Vlieghe, Van Dyck 1599-1641, (tent.cat.), Antwerpen-Londen, 1999.
- L. Pée, A. Stroobants, H. Van de Perre, Antoon Van Dyck in de O.-L.- Vrouwekerk te Dendermonde, Dendermonde, 1999.
- A. Stroobants, Gids voor de collegiale O.-L.-Vrouwekerk van Dendermonde, Dendermonde, 2006.
Praktische informatie
Onze-Lieve-Vrouwekerk – Onze-Lieve-Vrouwkerkplein, 9200 Dendermonde - Open: van 1 april tot 30 september: elke zaterdag, zon- en feestdag: 14 tot 16.45 uur – in juli en augustus: van dinsdag tot zondag (ook op feestdagen): van 14 tot 16.45 uur – op maandag - Gesloten, behalve op feestdagen - T 052 21 39 56