Ten eerste: je krijgt de opdracht om een museum te maken dat in de realiteit staat. Was het een puur historische oefening geweest dan was ik waarschijnlijk niet de juiste man. Maar omdat de opdracht was: " Maak iets dat nog zin heeft voor vandaag, naar de jongeren en de volgende generaties toe " , kwam ik wel in aanmerking voor de job.
Je kunt, denk ik, iets van tachtig jaar geleden alleen maar bekijken als je de constante voor ogen houdt die van alle tijden is: mensen zijn het slachtoffer van oorlog. Wij bekijken de oorlog vanuit het oogpunt van hen die hem ondergaan hebben. En daarin is oorlog dus altijd een anoniem, groot, en steeds aanwezig monster. Zelfs tot op het niveau van d e mensen die aan de touwtjes trekken, Want als je hun persoonlijke geschiedenis bekijkt, zijn ook slachtoffers van het regime waarin ze leven.
Het individu heeft dus niets meer te vertellen. Daarom toon je individuele verhalen. Dat is zo'n beetje de filosofie. De "martelaarssteen" aan het begin van de tentoonstelling is dus geen protserige leugen maar een realiteit. Als je crepeert van de honger in Leningrad tijdens de Tweede Wereldoorlog, of je huis wordt met brandbommen in brand geschoten in november '14 in leper, dat is net hetzelfde. Dat is twee keer miserie. Of vandaag ben je een Tutsi in Oost-Congo... De dertien steden op de steen zijn maar enkele van een heel lange rij. En we hadden er een Afrikaanse moeten bij zetten.
Een tweede basisprincipe heeft te maken met de concrete opdracht. Die was heel duidelijk: een museum uitbouwen voor een groot publiek. Dus een museum à la Péronne (Een Noord-Frans museum, ook over Wereldoorlog I, Musée Danicourt, Hôtel de Ville, 80200 Péronne), waar Jan en ik een grote bewondering voor hebben, maar waar je 600 miljoen investeert om 60.000 bezoekers te hebben, dat is 'not done' en kon niet behoren tot onze opdracht. Wij hebben het misschien iets beter gedaan: 120 miljoen investeren voor 120.000 bezoekers. Het heeft natuurlijk ook voor een stuk bepaald wat je te zien, of beter, te ervaren krijgt in het museum.
Sommigen stellen zich vragen bij de keuze van de Lakenhalle als gebouw. Maar dat heeft een symbolische kant. Het is een beetje een 'hidden agenda', maar het museum toont ook het verhaal van het gebouw. Van de vernietiging van het oude gebouw tot heroptrekken van het nieuwe. Je kan ongeveer aflezen aan de hoogte van de Lakenhallen op het beeldmateriaal hoever je staat in de oorlog. Ik vind het een zeer mooie story die in de tentoonstelling verborgen zit. Trouwens, in de briefing naar de ontwerpbureaus toe was een van de zorgen die wij uitdrukkelijk uitspraken: "Laat het gebouw meedoen aan deze tentoonstelling." Nu is de relatie gebouw versus tentoonstelling vaak zeer confronterend, maar we máken gebruik van de ruimte. We vroegen dus expliciet om géén tentoonstelling van 2,40 m hoog te maken, die je in om het even welke betonnen doos kunt stoppen. En, het wérkt met die ruimte. Het gebruikt die ruimte, om precies méér te zijn dan de standaard 2,40m.