In de 7e eeuw kwam er direct contact tussen China en Japan. De eerste Japanse delegatie werd in 607 naar China gezonden. Buiten dignitarissen en officiële gezanten namen ook wetenschapsmensen, kunstenaars en ambachtslui aan de zending deel. Japan werd gereorganiseerd naar Chinees model en de Chinese cultuur, zowel op officieel vlak als in schrift, muziek, letteren, architectuur en schone kunsten geraakte geassimileerd. De eerste Chinese rolbeelden die in de 6e eeuw bij de verspreiding van het boeddhisme door monniken via Korea naar Japan werden gebracht, in het Japans kyo-kan genoemd, waren boekrollen met boeddhistische teksten. Deze rollen werden gekopieerd door Japanse priesters en monniken en zo startte de kunst van de hyogu in Japan. Daar deze rolbeelden religieuze onderwerpen hadden, waren ook de eerste hyogushi, toen kyo-ji (sutra-meester) genoemd, boeddhistische monniken die daarbuiten ook boekrollen met Chinese literaire werken en Japanse poëzie maakten.
De hangrol was toen ook in Japan nog onbekend. Interieurs van tempels en paleizen werden versierd met muurschilderingen op stucco of rechtstreeks op hout geschilderd.
Het was slechts onder de Fujiwaras (897-1185) tijdens de Heian-periode dat er meer aandacht werd besteed aan de montages. Naast de Chinese stijlen (Kara-e) begonnen zich ook authentieke Japanse stijlen te ontwikkelen: de Yamato-e. (Yamato was de naam die men gaf aan de vlakte rond kyoto). Enkele prachtige voorbeelden daarvan zijn o.a. de beroemde Genji-Monogatari-Emaki (een handrol met de uitbeeldingen van het verhaal van prins Genji) en de al even beroemde Choju-Giga (een handrol met karikaturen van dieren en mensen). De Genji-Monogatari is een zeer goed vertaald o.a. in het Engels door Waley, beroemd Japans verhaal, geschreven door de edelvrouw Murasaki Shikibu. Daarin wordt het leven aan het hof in de 10e eeuw beschreven en lezen we o.a. een passage die de ceremonies bij het tonen van rolbeelden beschrijft. De rollen werden bewaard in met goud of zilver gelakte dozen. Ze werden geplaatst op speciale, ook met goud en zilver versierde standjes tijdens somptueuze bijeenkomsten, waarbij men ze uitvoerig bekeek en besprak en wedstrijden in kalligrafie en schilderen hield.
Waarschijnlijk ontstonden toen ook de eerste hangrollen in Japan, voornamelijk boeddhistische voorstellingen die in tempels werden gebruikt, o.a. mandala, mystieke kosmische voorstellingen. Tijdens de daaropvolgende Kamakura-periode (1185-1333), die samenvalt met de Zuid-Sung dynastie in China, brachten Japanse monniken die China bezochten, de Ch'an (Zen) doctrine naar Japan. Die werd later zeer belangrijk en deed een heel aparte artistieke visie tot ontwikkeling komen.
Zen, afgeleid van Ch'an, dat op zijn beurt afgeleid was van het taoïsme, heeft een enorme invloed gehad op de denkwereld en de kunst van Japan. Die invloed is er ook nu nog, zij het in veel mindere mate. De Chinezen beschouwden het taoïsme als "de kunst in de wereld te zijn", d.w.z. in zichzelf, in het heden en nu te leven. Taoïsme en Zen zien het "nu" als een constant bewegende oneindigheid, als doorlopende relativiteit en trachten de schoonheid van elk ogenblik op zich te vinden. De kunst van het leven ligt dus in een zich constant aanpassen en meevloeien met wat zich rond ons bevindt, in het behouden van zijn eigen positie zonder deze van anderen te schaden, in het respecteren van de juiste proporties. De totaliteit mag nooit verloren gaan ten voordele van het individu. De essentie ligt in de leegte. De realiteit van een kamer bijvoorbeeld ligt in de lege ruimte die omvat wordt door muren en een dak, niet in de muren en het dak op zichzelf. De leegte kan alles behelzen; en alleen de leegte laat beweging en dus evolutie toe. Ook in een kunstwerk is wat niet uitgedrukt is belangrijk, het laat de toeschouwer toe het idee te vervolledigen op zijn eigen manier en er zo zelf een deel van te worden. Ik kom hier verder op terug bij een korte uitleg over de thee-cultuur.
De eerste Ch'an- of Zen-kloosters werden gesticht in Kamakura, in de buurt van het huidige Tokyo. Chinese Ch'an-monniken werden uitgenodigd en het waren zij die de niet-religieuze hangrollen in Japan invoerden. Een zeer zuivere, vereenvoudigde kunstvorm ontstond. Ook thee werd ingevoerd, en de daarmee samenhangende thee-cultuur, die in de volgende eeuwen een uitermate grote invloed op de Japanse cultuur kreeg. Deze was, en is nog steeds, totaal verbonden met Zen; de thee-ceremonie is een ontwikkeling van het Zen-ritueel.