Hilde Lobelle zegt: 'De afstand tussen mij en de hedendaagse kunst is groot. Ik blijf daar nogal redelijk onbewogen door. Het is eerder een gevoel van onwennigheid dat me overvalt tussen al die installaties. Ja, van hulpeloosheid zelfs.'
Hilde Lobelle
Kunst is geen dromerij
Dan bevalt de moderne muziek haar beter. 'De twintigste-eeuwse componisten nemen hun muziek en hun gehoor voor volwassen. Luister naar Alban Berg. Naar Schönberg. Die vertellen iets. Toen ik jaren geleden hoog van de toren blies met Leonard Bernstein, bekeek men mij meewarig.
Nu is Bernstein ingeburgerd. Klassiek. Tijden veranderen, goede muziek duurt eeuwig. Zet Mahler op. En Bach. Eeuwig.' Haar belangstelling voor vocale muziek kwam later ('Opera is zo mooi.'). Maar zwol aan tot een ware passie. Een passie voor gezang die in de tijd ophoudt bij de polyfone muziek ('Nee, dank u. Echt niet.'). Solisten vindt ze benijdenswaardig: 'Die kunnen zo ver hun zinnen doordrijven. Kunnen via de muziek zichzelf leren kennen. Kunnen zich uitleven ook. Kunnen een partituur doorgronden. Kunnen een compleet filharmonisch orkest omspitten. Solisten kunnen. Solisten mogen.'
Hilde Lobelle zegt: 'In het Memling-complex leef ik gelukkig en tevreden. De verzameling voert me door zoveel werelden. Hier zijn alle vormen van kunst samengebracht. Hier vallen alle mogelijkheden open.
Een tentoonstelling over het zilver ? Het kan.
Een tentoonstelling over Memling? Het kan.'
Wat Hilde Lobelle bijzonder boeit is de relatie tussen kunst en algemeen nut. Ze gaat bij het Ursulaschrijn van Memling staan en ze zegt: 'Het schrijn bevatte oorspronkelijk een veertigtal relieken. De middeleeuwer benaderde het dus met veel schroom. Vervuld van vrome gedachten. Ging er voor knielen. Bidden. Ondertussen streelden zijn ogen een absoluut kunstwerk. Uit de archieven kon ik opmaken dat Pieter Pourbus het Sint-Ursulaschrijn op feestdagen kwam groeten. En hij was niet alleen. Groot en klein werd door het juweel aangetrokken. Je moet weten: het schrijn stond hier in de kapel. Centraal tussen de zieken. Elke dag werd het aanbeden. Elke dag bewonderd. Slechts veel later kreeg het een museumfunctie.'
Een overdaad aan raffinement hoeft voor haar niet altijd Grote Kunst op te leveren. In de middeleeuwen ging men niet altijd evenwichtig te werk. zegt ze. 'Wel hadden de ambachtslui zoveel zin voor afwerking en kwaliteit ontwikkeld dat adembenemende kunstwerken uit hun handen ontsprongen.' Hilde Lobelle trekt de lijn kunst/nut door als conservator van het Memling-museum: 'Kunst is geen dromerij. Kunst vraagt ook veel zorg. Kunst eist onderhoud. Wil uitleg. Verlangt verklaringen. Smeekt om toelichting.
Als conservator heb ik me er bovendien toe verbonden om de collectie zo goed mogelijk voor de bezoekers en het nageslacht uit te stallen en te bewaren. En dit historisch pand moet beschermd, onderhouden en ingericht worden. Het zijn allemaal taken die hoe dan ook rechtstreeks en onrechtstreeks met kunst te maken hebben.' Ook de (middeleeuwse) zin voor symboliek houdt haar aandacht vast: 'Wat zie ik? Wat stelt dit of dat voor? Wat betekent het? Die vraagstukken houden me wakker.'
Hilde Lobelle vraagt: 'Weet je wat werkelijk prettig is in dit leven ? Iets leren kennen. Inzicht krijgen. En de emoties die deze ervaringen losweken op een of andere manier te leren verwerken. Dat allemaal is: louterend. Het kan in deze onbarmhartige tijden wat dwaas en overtrokken klinken, maar ik geloof in de factor cultuur als bron van levensvreugde.'
Hilde Lobelle zegt: 'Thuis ben ik geen verzamelaar. Een onverstoorbare muur vind ik prachtig. En ik omring me graag met wat leegte. Daar zet ik dan mooie werkjes in. Vooral om die leegte te benadrukken en om de schoonheid naar het werk te laten terugkeren. Niets geen overdaad. Gewoon leven met een paar mooie dingen. Met ruimte. En met daarin: muziek.'