Onlangs had ik het genoegen het Adornesdomein te bezoeken: een zeer beklijvende ervaring. Een beetje verborgen in een minder toeristische hoek van Brugge liggen een reeks kleine godshuizen, de resten van het woonhuis van Pieter Adornes II met de voormalige stallingen en het koetshuis, de patriciërswoning van Anselm Adornes en de Jeruzalemkapel, hét hoogtepunt van de site.
Het Adornesdomein - Een verborgen schrijn in Brugge
Via erfopvolging kwam het patrimonium van de familie Adornes-De La Coste terecht bij de geslachten De Draeck en De Thiennes, Leyenbourg de Rumbeke en ten slotte bij de familie De Limburg Stirum. Véronique de Limburg Stirum licht de motivatie van het boek toe: “het geheugen moet een objectievere en uiteindelijk menselijkere vorm van kennis worden wat ten goede komt voor de volgende generaties.”
Dit lijvige boek van 300 bladzijden, onder redactie van Noël Geirnaert en Jan Dumolyn, bestaat uit zeven delen. De twee eerste gaan zeer gedetailleerd in op de stamboom en de genealogie van de Adornes-familie. Door hun sterke profileringsdrang spreekt men zelfs over een familiale ideologie. Hun verhaal is er een dat “aan elkaar hangt met typische zestiende-eeuwse genealogische verwarringen en/of manipulaties.” In elk geval waren zij Genuese expats die opklommen tot de Brugse adel.
Het derde deel staat stil bij de Jeruzalemstichting als microkosmos van de laatmiddeleeuwse maatschappij. Hieruit blijkt een systematische nauwe verbondenheid tussen Jeruzalemverering en statusrepresentatie. Daarnaast moest de kapel ook functioneren als memoria, een officiële en sacrale gedenkplaats als bewuste strategie om als familie herinnerd te worden.
In het vierde hoofdstuk bekijkt kunsthistorica Brigitte Beernaert het huis en de kapel van Anselm Adornes. De bouwheren inspireerden zich op de Heilige Grafkerk in Jeruzalem. De bakstenen toren verwijst naar de middeleeuwse Jeruzalembedevaarten van de familie. De kapel barst van de topstukken, met als blikvanger het in Doornikse steen gehouwen grafmonument van Anselm Adornes (1424-1483) en zijn vrouw Margareta van der Banck (1427-1473). Een ander hoogtepunt is de zeer uitzonderlijke, in witte kalkzandsteen gebeeldhouwde Calvarieberg, bijna 4 meter hoog en drie meter breed. Intrigerend is de nabootsing van het Heilig Graf, bereikbaar vanuit de crypte, maar je moet haast op je knieën kruipen om bij het graf te komen en het gepolychromeerde natuurstenen Christusbeeld onder een witmarmeren plaat. Je vergeet de stad en komt tot de essentie van deze plek.
Jos Koldeweij gaat in het vijfde hoofdstuk dieper in op de religieuze en familiale pracht in de Jeruzalemkapel. Van de buitencategorie is het vergulde zilveren reliekkruis met kruisreliek (ca. 1500) dat de kapel nooit zou hebben verlaten. Hier kom je ogen tekort om het vele fraais, zoals de glasramen, te bewonderen.
Het zesde hoofdstuk belicht het nieuwe multidisciplinaire onderzoek naar de graven van Anselm Adornes en Margareta van der Banck: de archeologische aanpak, het inzetten van fysisch antropologen van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen én een verslag van de spannende momenten bij het heropenen van de graven.
In het laatste hoofdstuk Het Adornesdomein conserveren als privé-initiatief. Lasten en lusten van een passie verhaalt Véronique de Limburg Stirum hoe ze het beheer van het domein aanpakt en wat haar drijft. Voor haar herinnert elk stuk erfgoed dat bewaard wordt ons aan de diversiteit van identiteiten en geschiedenis.
De uitgever koos ervoor om de meer dan 130 afbeeldingen in een tweede deel onder te brengen, los van de tekst. Dat veraangenaamt het lezen niet en verder herhalen de vele auteurs elkaar hier en daar, maar als zeer grondige voorbereiding op een bezoek aan dit unieke domein is dit boek zeker een must.