Zijn kort leven was een voortdurend, bijna koortsachtig zoeken naar een eigen wereld in de schilderkunst zoals Manet, Degas en Lautrec die in de Parijse atmosfeer hadden gevonden voor hem.
Om gezondheidsredenen bracht Evenepoel de wintermaanden 1897-1898 door in Noord-Afrika. Misschien had hij het zwak gestel van zijn moeder geerfd, die in 1874 stierf toen Henri twee jaar oud was. Het blonde kind werd aan de liefderijke zorgen van zijn grootouders toevertrouwd. Later vond de aanhankelijke jongen bij zijn vader vriendschap en morele steun. In de mannenjaren werd zijn nicht Louise, bij wie hij in 1892 zijn intrek genomen had, de milde en liefhebbende beschermster van de sensitieve melancholicus.
Evenepoel keerde in 1898 terug naar Parijs. Hij stierf er aan tyfuskoorts op 27 december 1899, 'nauwelijks zevenentwintig jaar oud. Deze feiten verklaren wellicht gedeeltelijk de zeer speciale atmosfeer, die in al zijn schilderijen terug te vinden is.
Bewust van mogelijke tekortkomingen zocht hij niet zonder schroom met brede vlekken zintuiglijke indrukken ogenblikkelijk vast te leggen in de schone materie van de verf. Deze composities zijn doortrokken met een gevoel van stille weemoed, zodat personages, stadsgezichten en interieurs als in een droom geluidloos en zonder beweging op het doek verschijnen. Nimmer verheldert een glimlach het gelaat van zijn modellen. Nimmer doet de zon de kleuren tintelen in het licht. Soms bracht Evenepoel tonelen van menselijke ellende in beeld, maar die ellende stond buiten hem. Het is zijn eigen romantisch getinte weemoedigheid, die hij in de buitenwereld weerspiegeld zag.
Er hangt over zijn ceuvre een matte droefenis, die zelfs niet geheel werd uitgewist toen hij te Algiers, Blidah en Tipaza naast gebrande okerkleuren gebruik maakte van helder roze, blauw en wit. lets van dat kleurengamma heeft Evenepoel behouden in het portret van Henriette zoals op de kleurreproduktie is te zien.
Na de Afrikaanse reis is de klank van de brede kleurvlekken voller geworden, maar de weemoedige stemming is teruggekeerd en Henriette zit opnieuw gevangen in een wereld waaruit alle spontane levensvreugde is gebannen. Het kan enkele maanden voor zijn dood geweest zijn, dat Evenepoel het portret schilderde van het oudste dochtertje van Louise, Henriette de Mey, gezeten voor een landschap als achtergrond. Verondersteld mag worden dat dit schilderij een reeks portretten afsluit, die hij sinds 1894 maakte van twee van de drie kinderen van zijn nicht : Henriette en de kleine Charles.
De meeste hiervan zijn ontstaan in de intimiteit van de huiskamer, waar de schilder de spelende of even poserende kleuters op het leven betrapte. Heel anders is het portret met de grote hoed opgevat : tegelijk veel conventioneler en veel vlotter geschilderd. Het is opgevat naar een traditie die eeuwen teruggaat. Met dezelfde scherpe aandacht onderzochten Petrus Christus, Jean Clouet en Cornelius de Vos de individuele trekken van hun modellen om de fysische gelijkenis zo dicht mogelijk te benaderen. De compositie heeft dan ook niets van een momentopname. De zittende figuur is aan de knieën oversneden en neemt het midden van het doek in beslag. Henriette poseert even boven de gezichtslijn van de toeschouwer, het lichaam en het gelaat in driekwart profiel naar de toeschouwer gericht. Het is de gebruikelijke manier waarop alle grote portrettisten bij voorkeur hun modellen hebben geschilderd, wanneer zij niet het onbeweeglijke staatsieportret beoogden, maar op de psychologische uitbeelding van het menselijk gelaat de nadruk wilden leggen.
De aandacht gaat in de eerste plaats naar het frisse kindergelaat met het blond golvend haar dat over de schouder heenvalt. Dit gelaat wordt in de brede rand van de hoed gevat als in een ellipsvormig schrijn van een warme, zachte okertoon. Met glad uitgestreken penseelstreken heeft de schilder de gaafheid en de zuiverheid van de onvolwassen gelaatstrekken zo natuurgetrouw mogelijk weergegeven. Een gevoelige lijn omspant de linkerhelft van het gezicht. In de rechterhelft speelt het licht over de wang en het voorhoofd. Het verdwijnt in het zijdeachtig haar, dat door de hoed overschaduwd wordt. Vol tederheid is de ernstig geplooide bovenlip getekend. De bredere onderlip ligt gespannen onder de roze huid als het vlees van een jonge vrucht. Zachtblauwe schaduwen rond neus en mond en op het welvend voorhoofd geven aan de huid een doorzichtige glans. De grote ogen, waarvan de blik schuin op de toeschouwer is gericht, lijken verloren in een schone wereld van zachte weemoed. In sommige schilderijen van Evenepoel leek de verf wel eens weerbarstig bij de behandeling. In het portret van Henriette vond hij zonder aarzeling de juiste toon, de gepaste toets.