Verluchte handschriften zijn voor de kunstminnaar steeds grote onbekenden geweest. Hem worden in de openbare collecties voornamelijk beeldhouwwerk, schilderijen en produkten van de kunstnijverheid getoond. Met de hand geschreven boeken met miniaturen gesierd horen daarentegen vaak in bibliotheken thuis, waar ze hoofdzakelijk door vorsers worden geraadpleegd. Slechts zelden wordt het grote publiek de gelegenheid geboden met verluchte handschriften in contact te komen. Zij bieden daarenboven het grote nadeel dat van elk boek slechts één miniatuur tegelijkertijd kan worden getoond. Zulks geldt evenzeer voor 'De Oogst', één der 27 aanmerkelijke miniaturen uit het Hennessy-getijdenboek. Dit getijdenboek, zo genoemd naar een 19de-eeuwse Ierse bezitter, werd in 1874 door de Koninklijke Bibliotheek verworven. Het behoort tot de merkwaardigste verluchte handschriften uit deze verzameling en is een parel van 16de-eeuwse Vlaamse boekverluchting.
Alvorens evenwel de miniatuur onder de loupe te nemen, moet eerst nog een woordje over het getijdenboek zelf worden gezegd. Het getijdenboek was in de late middeleeuwen een devotieboek voor de leek bestemd. Zijn elementen ontleende het in hoofdzaak aan het brevier. Wat het brevier voor de priester betekent, was het getijdenboek voor de leek. Hoewel het hier de plaats niet is over de inhoud van dit soort boek uit te weiden, dient te worden vermeld dat vóór in dit boek steeds een kalender aanwezig is. Uit de kalender leert de mens bepaalde maanden en jaargetijden kennen die met specifieke werkzaamheden verbonden zijn. Maanden en jaargetijden werden in vroeger tijden op twee manieren uitgebeeld : gepersonifieerd of in verband met de bezigheid van elke maand of jaargetijde. Was in de klassieke oudheid de personificatie in trek, in de kunst van het Westen gaf men de voorkeur aan de maandvoorstellingen. Men trof ze aan op vloermozaïeken en doopvonten en aan rijkversierde gevels van kerken en kathedralen. Ook in verluchte handschriften is deze kalenderillustratie aanwezig: aanvankelijk kleine tafereeltjes meestal in een medaillon gevat en geschilderd in de marges der kalenderbladen; later in de 15de- en 16de-eeuwse Vlaamse luxemanuscripten bladgrote kalenderplaten, zoals in dit belangwekkend getijdenboek. Elke maand kreeg een aangepaste voorstelling die hoofdzakelijk de boerenbezigheden betrof. Verschillen deze werkzaamheden van land tot land en van streek tot streek, in Vlaanderen viel de hier uitgebeelde oogst in de augustusmaand.
Deze 16de-eeuwse miniatuur contrasteert met die uit de voorafgaande Bourgondische periode. Terwijl die aan de hofsfeer gebonden was, is deze frisse kalenderplaat een uiting van het streven naar meer realiteit. De personages worden natuurgetrouw uitgebeeld; ze bewegen zich ongedwongen en hun lichaam is tot de juiste verhoudingen herleid; ze zijn veel sterker geïndividualiseerd dan vroeger. In het gelaat der beide dienstmeiden ligt reeds een persoonlijke trek. Er is een grote vooruitgang waar te nemen in de uitbeelding van de menselijke figuur. Behalve beide boerenmeiden vult een rustend en etend knecht de voorgrond van deze welgevulde compositie. Op een tweede plan rechts is een pikker aan het werk. Als bescherming tegen de zonnestralen draagt hij een breedgerande hoed. Door een smalle rivier met eendjes en een zwaan hiervan gescheiden, loopt een weg waarop een met graan volgeladen kar; ze is getrokken door twee paarden; een begeleider zit te paard, terwijl een tweede stapvoets volgt. De beide plannen lopen haast ongemerkt in elkaar over en de achtergrond sluit hierbij op een gelukkige wijze aan. Hij bestaat uit een eenvoudige hoeve in vakwerk met bomen omgeven, en door een ommuurde gotische kerk met een imposante westpartij, waarvóór een boer de graanoogst verricht. Dit landschap, waarvan de horizont nog vrij hoog ligt, is uit verschillende onderdelen samengesteld. Het is niet om zichzelfs wille geschilderd, maar als omlijsting van het gebeuren op de voorgrond. Een zeer verwante voorstelling vertoont een kalenderplaat uit het z.g. Golf-book (Londen, British Museum, Add. 24.098), zo genoemd naar een der spelen onderaan in de rand van een miniatuur. Het was destijds de gewoonte miniaturen haast ongewijzigd van het ene handschrift in het andere te transponeren. De verluchters werkten immers naar cartons die herhaaldelijk werden gekopieerd.