De grootste aandacht bij tentoonstellingen gaat steeds uit naar de conservator, de kunstenaar en zijn werk en de jongste jaren ook meer en meer naar de structurele sponsors - zonder wiens geld die prestigieuse projecten of moeten we zeggen evenementen niet mogelijk waren-, maar bijna nooit naar de tentoonstellingsbouwers zelf; zij die de tentoonstelling maken, lay-outen, vormgeven, het (ruimtelijk) concept bepalen enz. De bijzonder stresserende voorbereidingen die vaak nog tot een uur voor de opening duren, maakt de bezoeker nooit mee. Niemand staat stil bij de vraag hoe een tentoonstelling tot stand komt. Wij namen een kijkje achter de schermen en gingen praten met enkele externe tentoonstellingsbouwers.
Tot 6 december loopt in het Memlingmuseum en het Sint-Janshospitaal te Brugge (Mariastraat 38) de tentoonstelling Van Memling tot Pourbus. Uniek is de dubbele tentoonstellingslocatie. Het is de eerste keer dat het 19de-eeuwse gedeelte en de middeleeuwse ziekenzalen mét het Memlingmuseum in één tentoonstellingsproject betrokken worden. De grote diversiteit van zalen, trappen, gangen en gebouwen noopte tot een grondige studie van lay-out en scenografie; een taak waarvoor, ook voor het eerst in de geschiedenis van de Stedelijke Musea Brugge, een beroep werd gedaan op een externe tentoonstelling bouwer, met name Paul Vandebotermet. Realisaties van hem zijn o.m. enkele Europalia-tentoonstellingen en het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling '98 in Lissabon. Op het ogenblik van de reportage legde hij de laatste hand aan de tentoonstelling Albrecht & Isabella in het Jubelparkmuseum te Brussel.
Vandebotermet kon ons vanwege de enorme tijdsdruk niet te woord staan. Eva Tahon wel. Zij werd als wetenschappelijk medewerkster speciaal voor deze tentoonstelling in dienst genomen. Zij is de rechterhand van Hilde Lobelle (de tentoonstellingscommissaris) die in samenspraak met Paul Vandebotermet en Tahon de expositie heeft opgebouwd. Het was haar allereerste tentoonstellingservaring.