In 2016 wordt in de Parijse Fondation Custodia een overzichtstentoonstelling gehouden van het etswerk van Jozef Van Ruyssevelt (1941-1985). Bij die gelegenheid doet de curator een opmerkelijke verklaring aan de pers: “Jozef Van Ruysselvelt is in mijn ogen een van de grote namen van de twintigste eeuw. Het is onbegrijpelijk dat hij zo miskend is.” Dat is straffe taal. Kan deze monografie die bewering staven? Wat de miskenning betreft alvast wel; anderzijds geef ik eerlijk toe dat de man mij totaal onbekend is
Een bezoek aan Jozef Van Ruyssevelt
Bladeren in deze monografie heb ik ervaren als een zeer aangename verrassing. Het werk is figuratief, zonder omwegen; de techniek beproefd, zonder snoeverij. Van Ruyssevelt maakt er geen geheim van dat bepaalde technieken hem dierbaarder zijn dan andere. Hij heeft een uitgesproken voorliefde voor gouache en pastel en bovenal is hij een uitmuntend etser. De geruststellende herkenbaarheid van de gekozen thematiek wordt nergens door wanklanken verstoord. En toch…
Hier komt auteur Edouard Vergnon in actie. Hij schudt ons brutaal wakker. Van Russevelt is niet oud geworden; daar heeft hij zelf voor gekozen door zich op 20 maart 1985 voor een trein te gooien. Hij was manisch-depressief en had al verschillende zelfmoorpogingen achter de rug. Vergnon blijft op dat gegeven hameren; het zal heel zijn betoog bepalen. Hij wil dus niet enkel zijn enthousiasme voor het werk delen, maar ook zijn perplexiteit voor de maker ervan. Voor alle duidelijkheid is het zo dat Van Ruyssevelt geen ‘peintre maudit’ is. Al vroeg worden zijn merites onderkend en met een aantal prijzen bekroond. Hij stelt geregeld tentoon en neemt deel aan groepstentoonstellingen. Van 1971 af geeft hij les aan de Academie van Antwerpen.
Bladeren is het eerste wat je doet met deze monografie, om je nieuwgierigheid te botvieren. Het concept van het boek is ook enigszins atypisch. Waar anders gepeild wordt naar invloeden en leermeesters is er hier sprake van illustere voorgangers die de kunstenaar ‘bezocht’ hebben. Dat stelt de titel meteen in een ander daglicht: in eerste instantie zijn niet wij het die de kunstenaar een bezoek brengen, maar wel eigenzinnige meesters als Turner, Contable, Morandi, Hopper, Van Gogh, Rothko, om er maar enkele te noemen. Incidenteel zal de auteur ons op verwantschappen wijzen.
De indeling is niet chronologisch, maar thematisch, ogenschijnlijk lukraak: het interieur, huizen van buitenaf gezien, de tuin, landschappen, water. De schetsboeken komen rijkelijk aan bod en dat is volledig terecht. Zij leren ons veel over Van Ruyssevelt als kunstenaar: zijn grote belangstelling voor licht en reflectie, de rol van schaduw en waas. Het zijn meer dan notities of aanzetten, maar vaak doorwrochte werkjes; heel aantrekkelijk. Vergnons aanbeveling indachtig, zoeken wij naar de zieke, auto-destructieve mens. Wij ontmoeten enkel de rake observator, de liefhebber van helder licht, van verfijnde chromatiek. De ziekte heeft alvast geen verlammend effect op zijn creativiteit.
Het is evident dat kunst Van Ruyssevelts leven domineert ondanks de latente doodsgedachte. Anekdotes zijn erg zeldzaam in het boek, al maken zij veel duidelijk.
Anekdote een: de kunstenaar en zijn vrouw gaan op vriendenbezoek en hebben als attentie een kamerplant meegebracht. Tijdens het bezoek kan Van Ruyssevelt zijn aandacht niet afhouden van de plant, totdat hij uiteindelijk vraagt of hij die terug mee naar huis mag nemen om te schilderen.
Anekdote twee: een vakantie op Mallorca. Op een nacht sluit de kunstenaar, die erg onrustig is, zich op in de badkamer. Iedereen vreest weer eens een wanhoopsdaad. Uiteindelijk blijkt dat hij tekent. Het wordt een frisse impressie van de witte lavabo tegen de hevige blauwe wand, met tandenborstels, bekers en handdoeken als lichtpunten.
Ook schuilt er in Van Ruyssevelt een talentol fotograaf. Lichtinval, plastische details, voortreffelijke compositie. Voor een kunstenaar die zich niet via teksten uitdrukt geeft het laatste hoofstukje van het boek een inkijk in zijn denkwereld, misschien zelfs ongewild. Voor zijn studenten had hij rond het thema ‘Wat is Kunst?’ een reeks van tweedhonderd dia’s samengesteld. Niet verwonderlijk is de thematiek alledaagsheid zoals die ook in zijn schilderijen en etsen terug te vinden is. Het geheel is in drie hoofdstukken opgedeeld. De titels klinken als een erg vertrouwd programma:
HET WONDER VAN HET LICHT
DE KLEURENHARMONIE
HET BELANG VAN DE COMPOSITIE.
Slotsom? Laat u ‘bezoeken’ door Jozef Van Ruyssevelt en door zijn voldragen werk. De vitaliteit ervan is verfrissend, ondanks die ene aanstormende trein op 20 maart 1985.